1028
voldoende reden behoeven te zijn, om ze uit het meel voor het brood
te verwijderen, aangezien de zemelen toch in ieder geval eene be
trekkelijk groote hoeveelheid voedende en verteerbare bestanddeelen
bevatten.
Er zijn evenwel nog andere redenen, waaruit, naar het mij voor
komt, met grond mag worden afgeleid, dat het brood van ongebuild
meel niet in een rationeel voedingsstelsel te huis behoort.
Het zemel brood wordt nl. zoowel door de meerdere vastheid als
omdat de zemelen de toetreding der spijsverteringsvochten belemme
ren, in het algemeen minder volkomen verteerd dan dat van gebuild
meelvoorts bewerken de scherpe, harde stukjes der zemelen eene
mechanische prikkeling in het spijskanaal ten gevolge waarvan de
bewegingen van dit kanaal te zeer versterkt worden, zoodat ook het
overige voedsel den darm te schielijk verlaat *en onvolledig verteerd
wordt uitgeworpen (1), enz.
De voordeelen, verbonden aan de verwijdering der zemelen, wor
den dan ook vrij algemeen erkend, zelfs door de physiologen, die aan
nemen, dat het brood van gebuild meel minder rijk is aan eiwit
stoffen en zouten dan dat van het ongebuilde, hetwelk, zooals wij
reeds gezien hebben, alleen waar kan zijn voor het brood, dat be
reid wordt van de fijnste soorten meel, waaruit alle zemelen verwij
derd zijn.
Zoo vermeldt o. a. Dr. Huizinga (2) het volgende:
„Voor iemand, die niet alleen van brood behoeft te leven, is het
„beter brood van gebuild meel te eten, en het gemis aan eiwitwat
hij daardoor lijdtdoor het eten van andere voedingsmiddelen te
„vergoeden; voor omstandigheden echter, waarin brood het uitslui
tende voedingsmiddel moet zijn, zal het eerder raadzaam zijn, zich
„het nadeel van de zemelen te getroosten, om het verlies van het
„zoo noodzakelijke eiwit te voorkomen."
Dr. König deelt op bladz. 29 Deel 2, van zijn hoogst belangrijk
boekwerk het volgende mede: „Zwar ist die Kleie stickstoffreicher
(1) Dit bleek o. a. zeer overtuigend uit de door prof. Hofmann genomen proeven
naar de verteerbaarheid van vleesch, dat met en zonder zemelbrood genuttigd werd.
Met brood, werd het veel minder volkomen verteerd, hetwelk door Hofmann alleen
aan de werking van de zemelen op het darmkanaal wordt toegeschreven.
(2) „Een en ander over voeding" door Dr. D. Huizinga. Groningen 1882. blz. 37.