1032 chem zwar alle groben, derbholzigen Theile der Kleie, jedoch nicht auch die zarteren und feineren ausgeschiedea wurden, ist vom dia- tetischen Standpuukte sicherlich gerechtfertigt. Denn die zarte Cel lulose stört bei Anwesenheit masziger Mengen die Yerdauung jeden- lalls sehr wenig und beeintrachtigt die Ausnuetzung thatsachlig in ungleich geringeren Masze, als die grobe. Dadurch aber, dasz das Mehl nur van letzterer, nicht von ersterer befreit wird, bleibt es viel eiweiszreicher, als das feine und das feinste." Het zou mij niet moeiljjk vallen, dit citaat met anderen van even bevoegde schrijvers te vermeerderen (1), doch ik meen te kunnen volstaan met de vermelding, dat het militair brood nagenoeg in alle Europeesche legers van meel bereid wordt, waaruit de zemelen voor een groot deel verwijderd zijn. Waarschijnlijk maken daarop alleen Rusland en Nederland eene uitzondering. In Frankrijk bestaat het aan het leger verstrekt wordende brood uitsluitend uit tarwemeel, gebuild op 12 tot 20°/0, naarmate van de te bezigen graansoort (2). In Spanje en Italië, waar het militair brood eveneens alleen uit tarwemeel bereid wordt, ondergaat het meel eene builing van 10% aan zemelen. In Duitschland bestaat het munitiebrood uit zuiver roggemeel met 15% builing, of wel uit >/4 tarwemeel met 8 °/0, en 3/4 roggemeel met 12 °/0 builing. In Oostenrijk wordt het brood eveneens uit tarwe- en roggemeel gebakkeu en wel van iedere soort de helft. Het tarwemeel onder gaat aldaar eene builing van 12 °/0, het roggemeel van 10°/0. In Belgiëwaar het militair brood tot dusverre, even als hier te (1) Zie o. a. Dr. Birnbaum. Das Brotbacken. b!z. 58. Oscar Dietzsch. Die wich- tigsten Nahrungsmitfcel und Getranke. Vierte Aufiage. Zürich 1884. blz. 185. Both und Lex. Handbuch der Militar-Gesundheitspfiege, Band II, blz. 651 en vol gende enz. (2) Yoorgeschreven is, dat van het harde graan 12 °/c en van het zachte graan tot 20 °/Q afgebuild zullen worden. Dit groote verschil moet hoofdzakelijk daaraan toegeschreven worden, dat het zachte graan, hetwelk in groote hoeveelheden in Noord en Midden-Frankrijk verbouwd wordt, zich door een zeer zwaren en dikken bast on derscheidt. Poggiale vond voor het gehalte aan cellulose van dit graan, als gemid delde van onderscheidene analyses, 4.2 °/0, terwijl, zooals wij gezien hebben, het ge middelde celstofgehalte van tarwe, in het algemeen, slechts 2,53 °/0 bedraagt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 417