654 een gemengd verband, als door den heer Van Assen bedoeld, niet zouden begeeren. De korporaal A. en de sigarenmaker B. gaan thans eene verbind- tenis te Harderwijk aan, ten einde Nederland om de een of andere reden den rug te kunnen keeren, en desgelijks zouden C. en D. er hartelijk voor bedanken, om het militaire kleed, dat zij thans zoo zwierig langs Kalverstraat of Veenestraat, dragen, in de binnenlanden van Sumatra of Borneo aan te trekken. Bij de overweging of samensmelting van de legers in Indië en Nederland wenschelijk zijn zoude, rijzen nog tal van andere vragen, welke reeds behandeld werden in de brochure van den voormaligen Indischen artillerie-luitenant, Gi. Uinbgrove (1). Hoe zal bij voorbeeld met de vreemdelingen en inlandsche kinderen moeten gehandeld wordenwil men hen ook op periodieke tijden bij het Nederlandsche leger overplaatsen? Welken invloed zal op den geest der inlandsche troepen hebben het gedurig verwisselen van kader, dat de taal der soidaten niet machtig is? In welke mate zal door het sterk acclimatisatie-proces in de eerste jaren van een verblijf in Indië, de sterfte onder de militairen van het leger toenemen? Und so weiter. Van welken kant wij de wenschelijkheid eener samensmelting van de beide legers dan ook beschouwen, de bezwaren komen ons zoo velerlei voor, dat wij de bedoelde fusie onuitvoerbaar achten. Stellig minder bezwarend zoude eene fusie tusschen de beide of ficierskorpsen tot stand te brengen zijn. De kostbaarheid van den matregel, om jaarlijks 2 of 300 officieren van Nederland naar Indië en van Indië naar Nederland te doen reizen, zal thans niet nader besproken worden. De geldelijke consequentiën, welke wellicht met eene hoogere uitgaaf van 3 a 4 tonnen gouds jaarlijks [tnen denke ook aan liet meer der reizen in den ArcJiipel van het laatste garnizoen h. v. Amboina, (1) Zie zijn werk, getiteld: „Iets over Indië en bijzonder over het leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 41