MAG HIJ, DIE BIJ YONNIS YAN DEN KRIJGSRAAD
IS VRIJGESPROKEN, ONMIDDELLIJK UIT
ZIJN ARREST WORDEN ONTSLAGEN?
Artikel 181 van het reglement op de Rechts
pleging bij de Landmacht.']
Bij vonnis van den krijgsraad te P., dd. 31 December 11., werd
de fuselier K. van een hem bij klacht ten laste gelegd strafbaar feit
vrijgesproken. De krijgsraad was van oordeel dat de beschuldigde,
nadat hem de uitspraak van het vonnis van vrijspraak was bekend
gemaakt, (1) onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld en grondde
die meening klaarblijkelijk op art. 181 R. L., waarbij is bepaald dat
„bijaldien de krijgsraad bevindt, dat de beklaagde onschuldig is,
„hij denzelven vrijspreekt van de hem ten laste gelegde beschuldi
ging en zijn ontslag gelast, zoo hij zich in arrest bevindt."
Het beroep op gemeld art. 181 R. L, achten wij minder juist,
(1) Veeltijds bestaat de gewoontevoortgevloeid uit humanitaire begrippen, om
ook aan hen, die op confessie veroordeelddan wel vrijgesproken zijn, op hun verzoek
de uitspraak van het vonnis van den krijgsraad mede te deelen, doch dusdanige pro-
nuntiatie is niet op de wet gegrond. De communicatie van het vonnis van den eer
sten rechter is alleen bij art. 224 R. L. voorgeschreven en geoorloofd, teneinde
aan hen, die het recht van hooger beroep ingevolge art. 222 en 223 R. L. hebben,
de gelegenheid te geven om al dan niet van het vonnis te appelleeren. Wij merken
hierbij op, dat het alsdan niet noodig is hetgeen veeltijds geschiedt den termijn van
drie dagen af te wachten om den veroordeelde af te vragen of hij al dan niet in hoo
ger beroep wenscht te komen. De veroordeelde kan van dien termijn van deliberatie,
ten zijnen behoeve gegeven, afstand doen, door onmiddelijk bij de uitspraak van het
vonnis ter terechtzitting te verklaren, dat hij in appèl verlangt te komen. In alle an
dere gevallen mag de pronuntiatie van het vonnis eerst plaats hebben na approbatie
en confirmatie van het vonnis door het Hoog Militair Gerechtshof, Zie sententie dd,
21 Sept. 1866.