IOoO droppel van ons bloed wilde inzwelgen. Wat heeft men op Atjeh steeds zien plaats grijpen Dat sterke colonnes, onverschillig om welke reden, op den vijand worden afgezonden; colonnes welke altijd den aanwezigen vijand in getalsterkte verre overtreffen. Eu wat is het natuurlijke gevolg van deze groote maehtsvertooning? Dat de schijf, welke wij den vijand preseuteeren te groot, veel te groot is, nog buiten beschouwing gelaten, dat wij meestal gesloten en ongedekt hem opzoeken ot wél naar die plaatsen marcheeren, alwaar hij ons op zijn gemak, behoorlijk gedekt, veel afbreuk doet, d. w, z. ons op de voor hem gemakkelijkste, meest eenvoudige en al meer en meer gebruikelijke wijze neêrschiet. De krijgsmacht, op Atjeh onderhouden, zal niemand te groot ach ten, ja is dikwerf gebleken onder de gegeven omstandigheden te gering te zijn bij agressieve handelingen van onze zijde. Ik zeg: „onder de gegeven omstandigheden" en dat niet zonder bedoelingwant wanneer de omstandigheden, waaronder de soldaat verkeert, steeds zoo geweest waren als zij moeten en kun nen zijn, d. w. z. dat hij als goed schutter de waarde en de kracht van zijn vuurwapen erkent, en tengevolge daarvan geheel zijn per soon als t ware daaraan toevertrouwt, dan voorzeker zou die troe penmacht eene niet te overwinnen innerlijke kracht in zich bézitten, dan waren op Atjeh steeds zooveel compagniëen voldoende geweest, als er nu bataljons in t vuur gebracht worden eu vroeger gebracht werden. Men zie hier vooral niet over't hoofd dat hier door mij „de feitelijk ageerende colonnes bedoeld worden; déze waren altijd eu zijn nog steeds te groot, vooropstellende dat zij uit flinke schutters bestonden. Eene geconcentreerde, sterke troepenmacht, in eene voor den vijand onneembare stelling, is zeer noodig tot handhaving van ons presti ge op Atjeh; de colonnes, die uitgezonden worden om te ageeren, moe ten klein in getalsterkte zijn, maar hierbij stel ik als eerste voorwaarde „elk man zij een geducht schutter die op zijn geweer vertrouwt." Ik zal een der laatsten zijn om slechts een jota te kort te doen aan de moreele waarde van den Indischen soldaat waarmede ik be doel „elk soldaat van het Indisch leger." De liefde en de ach ting die zij hunne officieren toedragen wat hoofdzakelijk te velde zoo schitterend uitkomt de doodsverachting waarmede zij den vijand in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 435