657
Wij voorzien wijders, dat voornamelijk onder de zoogenaamd ge
fortuneerde Nederlandsche officieren er toevallig eenige zullen ge
vonden worden, wier lever niet toelaat naar de koloniën te gaan en
aan wie, om hen dan toch voor het leger in Nederland te behouden,
toegestaan zal worden, om op den Vijverberg of in de Parkstraat
of Maliebaan te blijven wonen.
De in ieder geval meer afmattende koloniale dienst zal dus, naar
onze opvatting, grootendeels neerkomen op de minder goed gehuisde
en daardoor van eene betere lever voorziene officieren, die door
het gedurig heen en weer reizen van Nederland naar Indië en om
gekeerd, en de daarmede gepaard gaande venduties van inboedels
aan deze en gene zijde van den Oceaan, ten leste financieel geruï
neerd zullen zijn.
De slotsom zal dus wezen, ook met het oog op de minder karige
Indische officierstraktementen, dat de minder met aardsche goederen
gezegende officier op verzoek in Indië, en zijn beter bedeelde collega
gehjkerwijs op den Vijverberg of in de Maliebaan blijft doordienen
en dat beiden het genoegen zullen
smaken, eene even vlugge promotie te maken, gene op Atjeh, Timor,
Borneo's Westkust, deze in de hoofdstad van het Vaderland.
Een ander resultaat der hier bedoelde fusie zal wezen, dat het
Indisch leger ten allen tijde een korps opper-hoofd- en subalterne
officieren zal bezitten, dat beter dan nu de kommen van de Hol-
landsche waterlinie zal kennen, doch minder zal weten van Indi
sche land- en volkenkunde; een korps officieren, dat beter dan nu
eene tactische manoeuvre op de kaart volgens de bestaande leerwij
zen zal weten af te spelen, doch dat minder ervaring in den werlce-
lijken oorlog bezitten zal.
Eene mogelijke bewering, dat de officieren der zeemacht de bewijzen
leveren, hoe eenzelfde korps in Indië en in Nederland kan dienen,
gaat werkelijk niet op.
De zeeofficier immers, ook de gehuwde, logeert aan boord en laat
bij vertrek naar Indië, vrouw en kinderen in Nederland achter.
Zijn overtocht kost bovendien nu en dan, om zoo te zeggen, geen
extra-uitgaven, dewijl de oefening van matrozen medebrengt, dat onder
opzicht van officieren een eskader van tijd tot tijd eene zeereis maakt.
1885, Dl. II 42