1069
trouwens door vele en meer bevoegde pennen als feit geconstateerd is,
dat het geweer een veel geduchter wapen is dan de klewang, sabel, lans
of dergelijk moordtuig. Doch er behoort oefening toe.
Geen urenlange theorieën over aslijnen en vizierhoeken, noch over het
competeerende, maar lichaams-oefeningenmarcheeren, exerceeren, bajO'
net-vechten, schietengijmnastiek, loopen, springen, zwemmen, schieten
en bajonet-vechten.
Hiermede zal de man zijn lichaamskracht vergrooten, zijn wapen lee-
ren gebruiken en er do waarde beter van beoordeelen.
Een Atjeher praat hoogst zelden over vizierhoeken of over een verleng
de ziele-as, doch schiet iemand dood. Even weinig filosofeert hij over
het competeerende, maar slaat iemand de hersenen inof het den patiënt
al of niet competeert, laat hem vrij koud. Terug naar ons oude re
glement op de bajonetveehtkunst, en de handgrepen met een half dozijn
vermeerderd! En nog eens: schermen zij de leus, schermen, loopen, schie
ten, klimmen, kruipen, exerceeren, schieten en nog eens schieten, in plaats
van theorie over den garnizoens-dienst.
Wat deze dienst betreft, waarom wordt die toch niet tot een minimum
herleid
De man versuft op wacht, en op post staan is hem een levensfunctie
geworden. Van daar zijn onwaakzaamheid te velde en in garnizoen.
Wat marschen en exercitiën meer en wat corveën en inspectiën minder;
er is nog te veel van waar, dat Vart militaire bestaat uit brosser et attendre.
Mogen onze nieuwe reglementen wat meer oefeningen voorschrijven,
die den man ten goede komen, als hij zijn leven en dat zijner kameraden
te verdedigen heeft, en mogen we spoedig verlost worden van een stel
voorschriften, waarvan sommige (bijv. het Regl. o. d. Garn. dienst, id. o. h.
tirailleeren, id. o. d. Wap. en Schietoef.) den toets eener uiterst billijke
kritiek zelfs niet kunnen doorstaan.
Dat zij zoo. VL
De tegenwoordige kleeding van den soldaat.
„Langzaam gaat zeker" hoort men wel eens zeggen, maar dit gaat toch,
naar het schijnt, lang niet altijd door, adres de uniformverandering van
het Indische leger, waar men van af 1875 aan bezig is, en waaiover
reeds heele bergen van schrifturen, opstellen in ons tijdschrift, officieele
en niet officieele bescheiden, missives, nota's enz. bestaan.
1885, Dl. II. 69