DE KRIJGSVERRICHTINGEN IN EDI EN GEDONG IN MEI EN JUNI 1878 (met schetsen). Vervolg). Eerste tocht tegen Gedong. De vijaoden, die den 18cn Mei den aanval op de versterking ge waagd hadden, nadat zij den 16en en 17en den troep hadden ge alarmeerd, waren, naar men vernam, hoofdzakelijk lieden uit Gedong geweest. De voortdurend vijandelijke houding van dit staatje, die de af doende en bevredigende regeling der verhouding tusschen Pasei en het Nederlandsch-Indisch gouvernement verhinderde, deed den Gou verneur en militair bevelhebber van Atjeh en Onderhoorigheden be sluiten eene colonne naar Gedong te zenden, om dit staatje voor zijn overmoed te straffen en tot onderwerping aan ons gezag te dwingen. De volgende instructie werd voor den colonne-commandant vast gesteld. „Kota-Radja, 28 Mei 1878. „Sedert geruimen tijd reeds zijn bewijzen ontvangen van de vijan dige gezindheid van het staatje Gedong, behoorende tot de hoeloe- „balang IX, ter Oostkust van Atjeh. Zij was een beletsel voor de „afdoende en bevredigende regeling der verhouding van dat land schap tegenover het Nederlandsch-Indisch Gouvernement. „Uit dien hoofde lag het dan ook in mijne bedoeling, om na de „regeling van andere voorshands meer belangrijke aangelegenheden „eenig militair vertoon tegen Gedong aan te wenden. „Intusschen heefc de vorst van Gedong het lijdelijk verzet voor „een meer agressieve houding verwisseld en is een bende Gedongers, „versterkt met kwaadwilligen uit aangrenzende landschappennaar 1885, Dl. II. 70

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 462