1080
„Alle voorwerpen, welke worden buitgemaakt, worden bij den com-
„mandant der colonne ingeleverd. Dit behoort ook den kettinggan-
„gers te worden aanbevolen.
„Voorts wordt hier nog aangeteekend, dat, hoewel de bevolking
„van het landschap Blangmei op onze hand is en die van Pasei niet
„als vijandig bekend staat, niettemin de meeste omzichtigheid, zoowel
„bij het opvaren als bij het terugkeeren langs de Pasei rivier, moet
„worden in acht genomen.
„Na afloop van den tocht zullen, in overleg met den oudst aan-
wezenden zeeofficier, de troepen, welke niet goedschiks allen gedu
rende de verdere reis aan boord der llajah kunnen blijven, gedeel
telijk op de oorlogsschepen overgaan.
„Van Gedong wordt naar de reede van Passangan gestoomd. Al-
„daar aangekomen, begeeft de colonne-commandant zich naar het al-
„daar gestatiouneerde wachtschip, om te vernemen of voor hem an-
„dere instructies zijn ontvangen. Zoo deze er niet zijn, wordt on
middellijk naar Olehleh teruggekeerd en aldaar gedebarkeerd.
„De troepen en dwangarbeiders vertrekken morgen per extra trein
„ten 7 ure in den voormiddag naar Olehleh.
„Te Olehleh aangekomen, wordt onmiddellijk geëmbarkeerd aan
„boord van de Rajah, welk schip het anker licht en koers zet naar
„Pedir, zoodra het personeel en de goederen aan boord zijn.
„Na te Pedir en Segli de voor die plaatsen bestemde personen te
„hebben afgezet, wordt naar Edi gestoomd. De eerst aanwezend
„genie-officier zal voor een extra trein zorg dragen.
„Met het embarkeeren van vivres, munitie en goederen kan reeds
„heden worden begonnen.
„De dwangarbeiders worden door de 2e afdeeling gegeven.
„Den chefs van korpsen, wapens en diensten en den beheerder
„der 2e afdeeling dwangarbeiders wordt verzocht voor de uitvoering
„van het bovenstaande het noodige te willen verrichten.
„De Kolonel, buitengewoon Adjudant des Konings, Gouverneur van
„Atjeh en Onderhoorigheden, tevens Militair Bevelhebber aldaar."
(w. g.) Van der Heijden.
