1088 aan Toekoe Hakim van Pasei, waarin zij werden uitgenoodigd in ons bivouac te komen, ten einde over hunne belangen te kunnen spreken. Tevens werd hun de raad gegeven, hun volk aan te sporen geen gemeene zaak met Gedong te maken, daar ook zij anders de kracht onzer wapenen zouden voelen. Aan Toekoe Tjihik van Gedong werd eveneens een brief geschre ven, waarin hem gezegd werd dat hij nu in de gelegenheid was ge weest zijne krachten met die van het Gouvernement te meten; dat het voor hem en zijn volk niet anders dan goed kon zijn, zoo hij bij het Nederlandsch-Indisch Gouvernement in onderwerping kwam want ofschoon het onze gewoonte niet was, en wij er ook geen ge noegen in vonden, de woningen en bezittingen van onze vijanden te verbranden, hun land te verwoesten en de welvaart van het volk daardoor te vernietigen, zoo zouden wij toch weder hiertoe overgaan, indien het noodig was, Ook werd hem medegedeeld, dat wij als blijk onzer welwillende bedoelingen, zijn land niet verder hadden willen tuchtigen, omdat zijn volk de witte vlag getoond had, en wij daarin een teeken meen den te zien van de meer vredelievende gezindheid, die nu weldra zou moeten blijken al dan niet gemeend te zijn. Aan den Maharadja van Telok Semawé werd eveneens geschreven, en deze uitgenoodigd zijn invloed op Toekoe Tjihik, wiens schoon vader hij was, aan te wenden, ten einde hem het noodzakelijke zijner onderwerping voor te houden. In den loop van den 5en Juni meldde zich Toekoe Iiakim van Sa- makoeroe in het bivouac aan, met verzoek om onze vlag te mogen ontvangen en de gebruikelijke verklaring van onderwerping af te leggen. Daar men van Telok Semawé nog geen tijding ontvangen had, en men zich juist van den invloed van den Maharadja op zijn schoon zoon eene spoedige afdoening der zaken voorstelde, vertrok de con troleur Kamp daarheenhij kwam terug met het bericht dat de Ma haradja naar Gedong vertrokken was, om met Toekoe Tjihik de zaken te bespreken. Hij en Toekoe Tjihik hadden te ken nen gegeven op de aan hen gerichte brieven, dat alvorens beslist kon worden 7 dagen uitstel noodig waren, om met de hoofden te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 473