1098
Blangmei zou ook nog menige patroon noodig zijn.
Door de ambulance waren 24 tandoes medegenomenhet aantal
dooden en gewonden bedroeg reeds meer dan 30.
Hoewel met tegenzin uitgesproken, het commando „retireeren"
moest gegeven worden.
Nauwelijks stelde de compagnie Götz zich na het geven dezer order
in beweging, of een 24tal Atjehers, uit Blang Pria komende, viel
haar met den klewang aanhet meerendeel der aanvallers vond
den dood, de rest vluchtte.
Ben oogenblik later zag men achter een dijkje ten noordoosten
van Blang Pria de punten vaD lansen en klewangs schitteren; twee
sectiën der compagnie Götz, gevolgd door het overige zijner colonne,
deden een aanval op den daar gelegerden vijand, die 17 dooden liet liggen.
De kapitein Götz zette daarna den terugtocht voort, onder zijne
hoede de ambulance medenemendemen marcheerde door de water
leiding, ten einde zooveel mogelijk tegen het vuur des vijands gedekt
te zijn. Het overige der colonne volgde in de carré-stelling, die
bij den klewang-aanval was aangenomen, en waarvan de voorflank,
noordzijde, open was. Zij bleef ten westen der waterleiding, ten
einde, door haar vuur, den in menigte opdringenden vijand op eer
biedigen afstand te houden. Hoe meer zich de colonne op de groote
sawahvlakte voortbewoog, des te grooter werd het aantal vervolgers
nu en dan vuurde de artillerie daarop met goeden uitslag met
granaten.
Toen het carré ter hoogte van het dijkje kwam, dat, westelijk van
Olir Blang, evenwijdig aan die kampong ligt, waagden eenige daar
achter gelegen vijanden een klewang-aanval, waarbij zij echter al
len sneuvelden.
Toen de compagnie van Götz westelijk van den noordwest-hoek
der kampong Olir Blang gekomen was, werd haar positie aangewe
zen achter het dijkje, dat zuidelijk van Oedjong Pakoea ligt, ten einde
den verderen terugtocht te dekken.
De colonne kon haren marsch niet verder in carré-formatie voort
zetten. De artillerie werd oostelijk van Götz in batterij gebracht, om
met die compagnie door een overstelpend vuur op de benden, die
van Blang Pria naar Olir Blang overstaken, den vijand te noodza-
1885, Dl. II. 71