andere hand alles terugneemt door terzelfder tijd te bepalen, dat er „tirailleeren" of „velddienst" zal beoefend moeten worden. Bij liet eene bataljon zal dus de verantwoordelijkheid voor de oefening van den troep, welke billijkheidshalve aan den kapitein mag worden gesteld, grooter zijn dan bij het andere. Het is deze zaak, welke wij eens van meer nabij willen bezien, waartoe wij van tijd tot tijd een kijkje bij een paar andere legers zullen nemen, Daar de opvoeding echter aan de oefeni ng voorafgaat, zullen wij beginnen met wat miliiaire opvoedkunde, Omtrent de wijze, hoedanig een goed soldaat te vormen zij, zijn in de onderscheidene legers, bij het ofhcierskorps, twee verschillende stroomingen te onderkennen. Drill oder Erziehung? Moet men den man meer africhten en minder opvoeden of behoort de cultuur van het „pink op den naad van de broek" bij eene meer zorgvuldige opvoeding in de compagnie achter te staan Moeten de officieren opvoeders van den soldaat meer belang stellen in de leer, hoe plichtsgevoel, zelfverloochening, vaandeltrouw, eerzucht, wilskracht en vaderlandsliefde in eene compagnie te ont wikkelen zij, dan in het „haarfijn" weten, wat er in de dienst- en exercitiereglementen te lezen staat? Moeten de officieren dus de africhting van den soldaat meer zoeken in dienstelijken omgang met hem, dan in het streng vormelijk geven van bevelen? Het is reeds op eene andere plaats in dit Tijdschrift gezegd geworden, hoe moeielijk het is, eene juiste omschrijving van het woord „krijgstucht" te geven. (1) Om door vertaling den zin der woorden geen geweld aan te doen, vermelden wij hier, welke omschrijving van het woord „krijgstucht" 1885, Dl. II. 72 1109 (1) Zie het opstel: nNog een woord over de krijgstucht en de middelen tot hand having er van, voornamelijk onder een korps officieren" in nummer 8 van den 14-den jaargang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 494