1118
Om ons voor een oogenblik van het meer algemeene terrein van
bespiegeling naar ons eigen leger te begeven, moeten de middelen
ter belooning en strafoplegging dus niet in eerste instantie aan den
afdeelingscommandant gegeven worden, ook niet aan den bataljons
commandant, maar aan den commandant van de compagnie.
De afdeelingscommandant kent nagenoeg geen enkel man uit zijn
commando anders dan bij name; de bataljonscommandant kent in
den regel het kader van zijn korps vrij goed, doch de soldaten slechts
een weinig; de compagniescommandant echter kent, behoort althans
zijne geheele compagnie van nabij te kennen.
Het is dus de kapitein, die vrijstellingen van corvéeën, appels en
inspectiën geven moet en straffen van arrest, politiekamer, provoost
en cachot moet kunnen opleggen.
De bataljonscommandant houdt op een en ander een gestadig
toezicht en beoordeelt iedere zware straf naar de graviteit van het
gepleegde feit maar de soldaat, die met dat toezicht niets te ma
ken heeft, moet weten, dat hij bij goed-oppassen al het goede
en bij slecht gedrag alle disciplinaire straffen eenig en alleen van
zijnen kapitein te wachten heeft.
Zoo behoort het te zijn en wij zullen het later aantoonen zoo
is het reeds bij het Nederlandsche leger gesteld, voor een groot deel
door de ingrijpende veranderingen, die de inspecteur der infanterie,
de luitenant-generaal Pfeiffer, heeft weten in te voeren.
Drill oder Erziehung!
Voorstanders van het drilstelsel, die maar hoogst zeldzaam met een
hunner minderen een woord wisselen, als het niet om te vermanen
is, zullen u sterke voorbeelden aanhalen, welke fameuse uitwerking
het kort houden van den minderen militair vermag.
Men zal maar neenlaten wij de eigen woorden ge
bruiken van den reeds meer bedoelden schrijver, aan wien wij zoo
veel menschkundige, militaire wenken dank weten.
„Une troupe s' émeut et perd contenauce sous les obus ou les
„balles, le soldat baisse la tête et flageole sur ses jambes. Un ou
„deux mouvements du maniement d'armes vigoureusement commandés,