1119
Wij releveeren dit alles, om te voorkomen, dat men ten onrechte
aan hen, die tegen het ouderwetsche „kolfkloppen" gekant zijn, zoude
wijten, dat het bij hen er minder op aan zou komen, of altemet
orde en regelmaat verloren ga.
Het tegendeel is waarmen were alleen alle automatisme, dat geen
nut heeft en dus overtollig ismen schaffe alles af, wat aan „lak
werk" mag doen denken; men vergulde den buitenkant niet en late
den binnenkant vuilen al de tijd, die aan dat overdadige of on-
noodige teloorging, kome ten goede aan de opvoeding van den
soldaat.
Wij nemen thans voorgoed afscheid van de militair-opvoedkundige
theorieën van Dragomirov en Salvator, en gaan over tot eene schets
der wijze, hoe nog tot vóór korten tijd de infanterie van het Neder-
landsche leger geoefend werd en hoe die oefeningen sedert ingrijpend
zijn gewijzigd.
Uit die wijzigingen zal men tevens zien, dat de veranderde oefe-
ningswijze ten goede komt aan ieder stelsel; het doet er in zooverre
niet toe, of men aan Drill of aan Erziehung de voorkeur geeft.
De zaak is zoo eenvoudig mogelijk.
Men kan veel beter 50 soldaten dagelijks oefenen onder een bepaald
daarvoor aangewezen officierspersoneel, dat voor de vorderingen der
oefeningen geheel verantwoordelijk wordt gesteld, dan dat er 4 X
50 200 man geoefend worden door een officierspersoneel 4 maal
zoo sterk, waarvan heden A, B en C en morgen naar toerbeurt D, E
en F worden aangewezen, zonder eenige verantwoordelijkheid in de
toekomst.
Voorheen werd er bij de Nederlaudsche infanterie geëxerceerd,
getirailleerd en velddienst onderwezen, naarmate van de troepensterkte
bij het bataljon, door een zeker, daarmede overeenkomstig aantal
officieren van het korps.
Bij de bataljonsschool traden de officieren en onderofficieren in, zoo
als de ouderdom in rang of graad zulks bepaalde, zoodat het een
toeval was, als het kader bij zijn eigen soldaten ingedeeld werd.
Eén kapitein en de luitenants van de week per bataljon gingen
tirailleeren, eene velddienstoefening houden of surveilleerden eene