112.3
Van de verantwoordelijkheid, die weleer nagenoeg uitsluitend op
den bataljonscommandant berustte, omdat bij het was, die de wijze
van oefening en den duur er van bepaalde, is alzoo thans zeer veel
op de compagniescommandanten overgegaan.
De luitenant, de sergeant en de korporaal exerceeren thans slechts
met hun eigen soldaten, terwijl de kapitein in zijn compagnie nu
vrij wel „heer en meester" is.
Zoo is het ten huidigen dage bij de infanterie van het Neder-
landsche leger gesteld, terwijl de veldartillerie sedert eenigen tijd
zich mede in die richting beweegt.
Om aan dit stelsel van zelfstandige oefening van compagnieën zoo
veel mogelijk tegemoet te komen, wordt, naar toerbeurt, ééne der
vier compagnieën van ieder bataljon dagelijks aangewezen, om in den
wachtdienst en alle corveeën te voorzien. Van eene compagnie, die
uitrukt, vallen dus alleen de kamerwacht en c. q. een kok, zoo
mede een vast geëmployeerde, een ordonnans b. v., van den dienst uit.
De compagnie, die in den wachtdienst enz. voorziet, is dan,
wat manschappen betreft, nagenoeg geheel opgelost, zoodat op zulk
eenen dag alleen het overschietende kader door een der luitenants
geïnstrueerd wordt. Schieten er nog enkele manschappen over, dan
kunnen deze desnoods gevoegd worden bij eene andere compagnie,
om dien dag mede geoefend te worden.
Wat voorts de arbeidsverdeeling betreft, niet altijd staat de hoe
veelheid beschikbaar kader in normale verhouding met dat der sol
daten en in zulk een geval rukt één luitenant met de manschappen
en het daarbij uoodige kader uit, terwijl het overschietende kader
door den anderen luitenant in eenig ander vak onderwezen wordt.
De compagniescommandant, hjj, die de oefeningen leidt, begeeft
zich, als het hem goeddunkt zijn luitenant te gaan controleeren, naar
dat gedeelte van zjjne compagnie, waar hij het een en ander wenscht
te zien.
De kapitein marcheert dus zoo noodig niet meer van de kazerne
met zijne onderhebbenden af, hetwelk hij in den regel aan den
luitenant overlaat, doch komt bij het begin of in den loop van de
oefening op het terrein, waar geëxerceerd of getirailleerd zal worden.