1138 De worpladingen zijn kardoezen, bevattende 0.13 (van 700 tot 1200 M.) en 0.10 K. G. (van 400 tot 800 M.) buskruit N°. 2. Alleen met granaten wordt geworpen. De groote spreidingen bij het worpvuur geven aan dit vuur slechts eene betrekkelijk geringe waarde. De 50% lengtespreiding bedraagt op den gemiddeld bereikten afstand bij gebruik van kardoezen van 0.10 K. G. 45 M.; bij gebruik van 0.13 K. G. lading is deze spreiding 60 M. De uitslag van proeven met eene schietlading van 0.29 K. G. Rottweilkruit, aan het projectiel eene aanvaukelijke snelheid van 200 M. mededeelende, is nog in beoordeeling. Eerst na afloop hiervan zal blijken, of de Indische Artillerie in deze het voorbeeld van ver scheidene Europeesche legers zal volgen, dat is, naast de gestrekte baan der uormaallading nog eene baan met meer kromming zal aanwenden tegen een gedekt staanden vijand, hetzij achter vluchtige dekking, hetzij de dekking verkregen wordt door terreingolvingen. c. De bergvuurmond. Deze voldeed bij de beproeving aan alle gestelde eischen en werd zonder eenige verandering ingevoerd. Alleen de bij den veldvuurmond genoemde wijzigingen (plaatsing van het quadrant en invoeren van eene zundgatschroef zonder schelp, doch met zundgatketeltje) werden mede aangebracht. Eene schietlading van 0.45 K. G. Rottweilkruit geeft aan de granaat en granaatkartets eene aanvankelijke snelheid van 269.9 M. Het granaatvuur wordt aangewend tot 3000, het granaatkartets vuur tot 2300 M. Een voldoend resultaat wordt met kartetsvuur tot 300 M. verkregen. De trefkans der granaten blijkt uit het volgende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 523