q HET KORPS MILITAIRE PAARDENARTSEN. Bij Koninklijk besluit van 28 Januari 1882 N° 18 (Algemeene order van 1882 N° 36, 118) is de formatie van het korps militaire paardenartsen vastgesteld op 6 officieren. De garnizoenen, waar die officieren hunne diensten verrichten, zijn Weltevreden, Willem I inclusief Banjoe-Biroe, Salatiga, Soerabaia en Kota-Radja. Vele malen is er reeds op gewezen, dat een getal van 6 paardenartsen voor het Indische leger feitelijk niet voldoende is zoodat hoe langer hoe meer zich de behoefte doet gevoelen, dit korps eenige uitbreiding te geven. Zooals thans de diensten der paardenartsen zijn aangewezen, zijn die voor enkele garnizoenen veel te zwaar en te uitgebreid, waardoor de ziekendienst meestal niet met die nauwkeurigheid wordt waar genomen, als in het belang der paarden wenschelijk is. Volgens de indeeling, geregeld bij Gouv. besl. van 20 April 1888 N°. 17, moeten de paardenartsen geplaatst worden als volgt: Garnizoen te Weltevreden: één paardenarts der le klasse en één paardenarts der 2e of 3e klasse Garnizoen te Willem I (Banjoe-Biroe)één paardenarts der 2e of 3® klasse; Garnizoen te Salatiga: één paardenarts der 1® klasse; Garnizoen te Soerabaia: één paardenarts der 2® of 3e klasse; Garnizoen te Kota-Radja: één paardenarts der 2® of 3® klasse. Het is niet van belang ontbloot, den werkkring van de paardenartsen in ieder van die garnizoenen eens na te gaan, ten einde te kunnen beoordeelen in hoeverre een reformatie en een andere indeeling urgent is. Te Weltevreden heeft de paardenarts geen andere diensten, dan het behandelen der troepen- en officierspaarden. De sterkte in dat garnizoen is gemiddeld 350 paardenzoodat, met het oog op de verspreide legering van de cavalerie en de artillerie en op den uitge- breiden dienst bij de officieren, twee paardenartsen daar niet misplaatst zijn. Hunne werkzaamheden zullen natuurlijk geheel en al afhangen van den meer of minder gunstigen gezondheidstoestand der paarden. 1885, Dl. II. 75

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 542