1158 -
In de laatste jaren zijn gemiddeld in dat garnizoen geneeskundig
behandeld 400 paarden.
Te Salatiga, het hoofdgarnizoen der bereden wapens op Java,
wordt de vétérinaire dienst verricht door één paardenarts. Werd één
paardenarts, tijdens het regelen van de indeeling der officieren van
den geneeskundigen dienst, voldoende geacht, omdat de sterkte aan
paarden te Salatiga toen geringer was dan te Weltevreden, thans is
dat geheel anders geworden en zijn de diensten van den paardenarts
te Salatiga veel uitgebreider geworden, dan die van de beide paar
denartsen te Weltevreden.
In de laatste jaren bedroeg de sterkte gemiddeld 400 paarden
doch, sedert 1883, is het aantal paarden gestegen tot 500 stuks.
Bij het depot-eskadron komen jaarlijks gemiddeld 100 remonte-
paarden aan. Deze jonge paarden, in het vrij ruw en vochtig berg
klimaat te Salatiga aangekomen, moeten, eensdeel door klimaat
verwisseling, anderdeels door algeheelen ommekeer in levenswijze,
voeding en oppassing, een acclimatisatie-proces doorloopen, waarin
de meesten met zware ziekten te kampen hebben (goedaardigen
droes en de gevolgen).
Het ziektecijfer stijgt daardoor ieder jaar enorm, zoodat de
paardenarts gewoonlijk zijn handen zoo vol heeft, dat, al doet hij
zijn uiterste best, hem toch tijd en kracht te korr. schieten, om
behoorlijk ieder ziek paard voldoende geneeskundig te behandelen.
In het garnizoen te Weltevreden, dat in 1882 sterk was 360
paarden, zijn 412 paarden geneeskundig behandeld; te Salatiga daar
entegen, hetwelk dat jaar een sterkte had van 395 paarden, zijn 975
paarden geneeskundig behandeld, waaronder 115 droeslijders.
In 1883 was de sterkte te Salatiga 438 paarden en zijn er 675
geneeskundig behandeld, waaronder 208 droeslijders.
In 1884 waren 525 paarden in dat garnizoen aanwezig, met 1296
behandelde paarden, waaronder 110 droeslijders.
Uit deze cijfers kan men dus ontwaren, dat de werkkring van den
paardenarts te Salatiga ver boven de krachten van één officier gaat.
Zooals ik reeds terloops heb aangemerkt, is dat vooral het geval in het
tijdperk van aankomst der remontepaarden, met de daarop volgende
acclimatisatie-ziekten, zich meestal uitende in een hevigen, goedaardigen