1167 Hij liet toen onmiddellijk alarm blazen. De meeste manschappen stonden echter reeds op hun post en toen de commandant van hen vernam, dat de cantinewacht reeds binnen het fort was, liet hij op de verschillende, vijandelijke afdeelingen het snelvuur openen. Die aan de contrescarp trok langzaam en hinkende naar de cantine terug. Blijkbaar had zij door de glasscherven reeds geleden, vóór dat zij tusschen dat gebouw en de versterking kwam. Twee andere troepjes, die van het zuidwesterbastion geobserveerd waren, waren in hunne vaart eveneens door het glas en door de lage, bijna onzichtbare ijzerdraden gestuit, zoodat zij na eenige buitelingen verplicht waren terug te trekken. Dat het verlies van al deze benden door het hevige vuur der be zetting niet gering kan geweest zijn, behoeft zeker wel geen betoog. Toen het vuur op de cantine had opgehouden, zag men uit de versterking den Inl. sergeant-cantinehouder uit het cantinegebouw komen, zich door de daar omheen staande heg werken en toen neer vallen, daarbij roepende dat hij gewond was. Hij had zich niet tijdig genoeg uit zijne kamer kunnen verwijderen, en toen hij eindelijk naar buiten wilde gaan, zag hij dat de cantine reeds door een 20 tal vijanden bezet was, waarop hij zich door een raam uit de voeten maakte, doch daarbij door een geweerschot ge kwetst werd. De militaire commandant riep hem toe, zoo dicht mogelijk bij de contrescarp te komen en liet hem na het geheel ophouden van het vuur vandaar afhalen. Aan de noorderface was de vijand evenmin gelukkig. Hij had zich daar in het ravijn vóór die face verzameld met het blijkbare doel, om zoo mogelijk bij verrassing door de poort binnen het fort te dringen. In dit voornemen werd hij echter door de wacht, die dadelijk de face bezet had, verhinderd, waarop hij zich in het ravijn terugtrok. Intusschen waren er na het vallen der eerste schoten ongeveer 10 minuten verloopen, en was het vuur, ook aan de noorderface op gehouden, toen den commandant gerapporteerd werd, dat de bezetting

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 552