BRIEVEN VAN CORNEIJS.
Waarde redacteur!
Wij zijn weer een nieuw tarief rijker geworden.
Dat is geen ongewone gebeurtenis, zult ge zeggen, en ik stem u dat ter
stond toe. Yooral het nieuwe tarief, dat ik hier bedoel, nl. N°. 21,
fourages en indemniteit daarvoor, is geen wereldévénement. Ik geloo-
zelfs dat het hetzelfde is als het oude, alleen een beetje anders gearranf
geerd. Eerlijk gezegd zou ik het vermoedelijk niet eens hebben ingezien,
indien -ik mij niet herinnerd had, eenigen tijd geleden te hebben hooren
spreken over eene in ontwerp zijnde nieuwe regeling der fourage-indem-
niteiten, bij welke het normale, gezonde en, zoover mij bekend is, in alle
legers geldende begiusel zou worden toegepast, dat men alleen fourage
geniet voor de paarden, die men werkelijk onderhoudt. Wellicht, dacht
ik, is dat ontwerp nu verwezenlijkt, en waarlijk, waarde redacteur,
ik had zelfs een oogenblik de hoop, dat ik voor mijn eigen
bruintje, waarvoor ik thans niet het geluk heb fourage te genieten,
misschien in den vervolge een gedeelte der schadeloosstelling zou
krijgen, die nu mijn buurman, de magazijnmeester, ontvangt voor
de beide paarden, die hij er niet op nahoudt.
Ik was, zooals ik u zeide, spoedig uit den droom. Es war Alles
beim Alten geblieben.
Toch erger ik mij aan dat „Alte," vooral nu het denkbeeld van
verandering blijkbaar weer voorgoed op zij is gezet sprekend bewijs,
dat nog altijd in het Indisch leger, die fighting army bij uitnemend
heid, de fighting officer in veel dingen bij den writing officer wordt
achtergesteld. Ik zal er niet veel meer van zeggen, de couranten
hebben het onderwerp reeds dikwijls behaudeld en bovendien men laadt
zoo licht het verwijt op zich vau eigenbelang te beoogen, hoe on
verdiend zulk een verwijt in dit geval ook is.
Toch kan ik niet nalaten er op te wijzen, hoe gemakkelijk eene
billijke regeling zoude te treffen zijn.