1196
het carré aan de oostzijde. De colonne Perné bleef in de benteng
Kota Karang gelegerd.
Gedurende den nacht vielen op grooten afstand in zuidwestelijke
richting enkele schoten.
De overige troepen werden den 17°" ontscheept en waren alle
troepen en dwangarbeiders om 12 uur in het bivouac bij Kota Ka-
rang vereenigd.
Deze troepen hadden denzelfden marsch gevolgd als die het eerste
ontscheept waren.
Het materieel der artillerie en de munitie werd met Atjehsche
prauwen de rivier opgevoerd tot aan het bivouac.
Achtervolgens werden in den loop van den 17en vivres en bouw
materialen ontscheept. De vivres werden in een Atjehsche woning,
die binnen de benteng stond, geborgen. Zoodra deze materialen in
het bivouac waren aangekomen, werd een begin gemaakt met het onder
dak brengen der troepen en werd daaraan, onder leiding van den
len luitenant A. A. Yeenhuijzen, met zooveel ijver gewerkt, dat de
geheele colonne, met uitzondering der dwangarbeiders, in den nacht
van 17 op 18, door afdaken beschut was. Yoor elke compagnie
infanterie waren twee loodsen en een officiersloods gebouwd.
De loodsen van het 2° bataljon lagen op 400 passen van de noor-
derface van de benteng Kota Karang. Die van het 3e bataljon op
300 passen van en evenwijdig aan de westerface, die van het
14e in het verlengde der noorderface.
Binnen het bezette gedeelte werden plaatsen aangewezen voor ar
tillerie, ambulance en koelies. In geval van alarm moesten de 5
compagnieën zich in carré opstellen op 50 passen vóór en evenwij
dig aan de westerface der benteng. De compagnie van het 14c zou
dienen als reserve, terwijl het 2e en 3e bataljon de flanken moesten
formeeren.
Tot commandant van het bivouac en de benteng werd benoemd
de oudst aanwezende kapitein E. Heck van het 2e bat.
Door den chef der intendance werd alles geregeld wat betrekking
had op de voeding der colonne.
Den 17en Juni hielden de troepen rust in het bivouac.
Ten 83/} ure .van dien dag gaf de vijand voor het eerst weder