1199 „intendance bestaande uit 2 officieren en het minst mogelijk aantal „koelietrein dwangarbeiders. „Ik stel mij voor met drie colonnes te ageeren. „Met smal front opereerende, zal de voorste colonne bestaan uit: „2 compagnieën van het 2e bat.zij voeren hare eigene munitie en „ambulance mede. „De midden- of hoofdcolonne bestaat uit: „4 compagnieën, namelijk de twee laatst aangekomene van het 3e en „de twee eerst gekomene van het 14e bat. „Deze colonne voert de artillerie in hare geheele sterkte mede. „De achterste of derde colonne, 2 compagnieën sterk, bestaat uit „de eerst aangekomene compagnie van het 3e bat. en de laatst aan gekomene van het 14« bat. „De voorste colonne wordt aangevoerd door den kapitein E. Heek, „de middelste door den majoor W. A. Coblijn en de achterste door „den kapitein W. Munder. „Alle drie colonnes zorgen nauwkeurig voor de dekking van haar front „en flanken en verliezen, wat den afstand betreft, elkander niet uit het oog. „Bij de eerste colonne komen 20, bij de middelste 30 en bij de „achterste 10 tandoes. Den commandant der ambulance wordt ver docht, deze aangelegenheid nader te regelen „Ageer ik in breed front, dan vormt de voorste colonne den rech tervleugel, de middencolonne het centrum en de achterste colonne „den linkervleugel. „Er zal altijd zooveel mogelijk in compagniescolonnes worden ge- „manoeuvreerd, om de formatie in carré te vergemakkelijken. „De marsch- en gevechtsopstelling van elke colonne zal bij détail- „order worden aangegeven en in vereeniging met de korpscomman- „danten worden geregeld. „De troep zal vóór het uitrukken behoorlijk hebben gegeten, daar toe zal in tijds worden gekookt. De overschietende rijst en het „overschietende vleesch zullen door de manschappen worden mede genomen, benevens twee dagen vivres, bestaande uit brood en be schuit en een dubbel rantsoen jenever en koffie. De droge vivres „en koffie zullen de manschappen zelf dragen, voor de jenever zul ten dwangarbeiders worden medegegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 584