1212
genover die van andere Inlandsche vorsten der Regeering zelfs kun
nen te stade komen.
In tijden van nood zal men dus op dat „Inlandsche korps" mogen
rekenen, om het koloniale leger bij te staan.
Tot zoover is alles uitmuntend.
Het korps wordt goed geoefend en men hoort een 30tal jaren
na de oprichting zelfs een legercommandant verklaren, dat het korps
in exercitie, evolutie, militaire houding, enz. met een bataljon of re
giment van het eigenlijke leger gelijk te stellen is.
Het hoofd van het legioen of Inlandsch korps is echter sterfelijk, zijn
zoon en kleinzoon, die elkander achtereenvolgens het oppercommando
van dat korps zien toevertrouwd, evenzoo en nu eindelijk komt er
aan het hoofd er van een andere prins, wiens gehechtheid aan de
Britsche ot eene andere kroon een klein beetje gewantrouwd wordt.
Middelerwijl is ook de algemeene politieke toestand in de kolonie
minder bevredigend geworden en
rrrrrtplotseling staat een deel van Hyderabad, Java, Bhopal, Ba-
hawalpur ofeen ander land in volle vlam met het,
een 50 jaar geleden, met zulke beste regeeringsbedoelingen opge
richte legioen er bij.
De goede geoefendheid van dat korps in Hyderabad of elders,
waarover men zich destijds zoo verblijdde, is nu op eens noodlottig
voor het eigenlijke leger.
En daaromweg met al die bij
legertjes van Inlandsche vorsten
Onze Madoereezen met hunne barisans zullen er de Kederlandsch-
Indische regeering voor danken en onze Javaantjes in de Vor
stenlanden wellicht ook, terwijl door de opheffing dezer korpsen eene
som van eenige honderd duizenden zou komen vrij te vallen, waar
van een ïïederlandsch Minister van Koloniën kan watertanden.
Doch keeren wij naar Albion's kolonie terug, waar dan toch reeds
gedurende tal van jaren eene bevolking van 190 millioen zielen, van
af kaap Comorin tot aan de bergtoppen van den Himalaya, door een
Engelsch legertje van 3000 burgerambtenaren en 20 maal zooveel
Europeesche militairen in toom gehouden wordt.