1214 rein, Van den kant der Regeering, onmogelijk zooveel grootsch te wrochten zoude zijn als zulks in Britsch-Indië doenbaar is. Wanneer wij nu nagaan, wat, in de laatst verloopen jaren, in ons ludië op het gebied van openbare werken, speciaal van spoorweg aanleg, is verricht en zien, dat ook ten onzent de Inlander van geen onderwijs verstoken is, dan gelooven wij, dat Nederland zich in dat opzicht niet tegenover Engeland te schamen heeft. Wij hebben een Demak gehad, waar vroeger onze Inlanders van honger stierven en alwaar sedert onze ingenieurs het hunne ter ver betering hebben aangebracht; wij kunnen op een Radhen Ismangoon en anderen wijzen, voor wie de Nederlandsche universiteiten werden opengesteld en het zal zoo heel lang niet meer duren, dat men in een coupé te Batavia plaats neemt, om desverlangd eerst te Soera- rabaija uit te stijgen. Bij calamiteiten springt het moederland flink bij en de mate, waai- in de zwaar belaste Nederlandsche burger zijn penningske geofferd heeft, toen de vulkaan van Krakatau een deel Yan Bantam en de Lampongs teisterde, moet wellicht nog door den Brit worden nagedaan. Wat dus en hierop willen wij neerkomen Cucheval-Clarigny om trent een en ander ten gunste van Engeland tegenover Yoor-Iudië aanvoert, kan o. i. thans ook wel van Nederland worden getuigd. Over vroegere zonden van het batig slot binnenhalend Nederland 8preken wij niet, wij bespiegelen het tegenwoordige. Nederland kan echter niet,, als Engeland wijzen op het hiervo- ren reeds vermeld antagonisme der onderscheidene volken. In ons Indië verdraagt zich, in het kleinwellicht de Boegineesche sol daat in eenig garnizoen maar slecht met den Madoerees of Niassei en houdt wellicht de Dajak evenveel of even weinig van den Javaan als van den Hollander, maar over en weer elkander haat toedragen de landaarden, in het groot., zijn ons niet bekend. Integendeel De Islam vereeuigt hen nagenoeg allen en een handvol in de Mo- lukko's gedoopte Christenen benevens een oubeteekenend troepje Hei denen op de kleinere Soenda-eilauden zijn wellicht de eenigeu, die bij eene zekere gelegenheid niet homogeen te werk zouden gaan. Als dan ook van Engeland reeds moet worden gezegd, dat het in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 599