1221
Mogen wij in het Nederlandsch-Indiseh leger nog aanmerkelijk
gunstiger verhouding daaromtrent constateeren, men bedenke tevens,
dat dan ook de politieke toestand in Yoor-Indië niet weinig te wen-
schen overlaat en voorts, dat een minder sterk leger, juist door die
minderheid, een naar verhouding grooter aantal Europeanen behoeft.
Dit laatste heeft wellicht toelichting noodig.
Wij vechten liever met ons honderden tegen driehonderd anderen,
die in militaire waarde bij ons achterstaan, dan dat wij ons alleen
tegen over drie van hen zouden willen bevinden. In beide gevallen
bestaat de verhouding van 1 3, doch daarom staan beide gevallen
nog geenszins aan elkander gelijk. Het bloot numeriek overwicht
vermindert in waarde, naargelang de cijfers van beide partijen grooter
worden en daarom, wij herhalen het, moet het Nederlandsch-Indisch
leger grooter procent niet-Inlanders hebben dan het Britsch-Indisch
leger. Het laatstgenoemde leger, dat nu reeds 200 millioen guldens
'sjaars verslindt, wordt intusschen vrij goed op compleet gehouden.
Yan de 65000 Europeanen, die er moeten zijn, waren er einde 1883
61700 en aan de 125000 Inlanders mankeerden terzelfder tijd er
slechts 1382. De Europeesche werving gaat ook daar, naar het
schijnt, met moeilijkheden gepaard, om er heen te expedieeren, wat
jaarlijks aan het leger ontvalt. De jaarlijksche aanvulling bedraagt
tusschen de 8 en 10000 blanken.
Het grootste deel van het leger, ongeveer de helft, ligt in Bengalen
in garnizoen.
De vele duizende Sikhs in dat Bengaalsche legerkorps zijn echter
hoogst afkeerig van een oorlog met of in Afghanistan (alwaar dan
toch te eeniger tijd de groote Aziatische kamp tusschen Engeland en
Rusland zal plaats grijpen), omdat volgens de legende de Sikh iu
Afghanistan zal vergaan. In den laatsten Afghaanschen oorlog
moesten er daarom tal van extramiddelen aangewend worden, om
den Sikh in den Khyberpas te brengen.
Een ander soort Inlanders van het Britsch-Indische leger, waarvan
wij een enkel woord wenschen te zeggen, zijn de in Pundjab aan-
geworvenen, „les Pathans d'une bravoure a toute épreuve", maar
die zoo slecht binnen de palen der krijgstucht te houden zijn en de
Engelschen zoo hartelijk verfoeien, „que leurs officiers se tiennent
1885, Dl. II. 79