1232
denis is o. i. juist dit, dat zij meer heldendichten zjjn dan proza.
De taak van den geschiedschrijver is thans vrij wat moeilijker dan
een SOtal jaren geleden, toen het in onze Indische militaire huis
houding de gewoonte was, de pen (e laten rusten om alleen het
zwaard te hanteeren en dit ook vaak om zijn tegenstander te over
tuigen. Voor een groot deel zal daaraan ook wel de weinige animo
zijn toe te schrijven van onze Indische kameraden, om hunne krjjgs-
ervaring in geschriften mede te deelen en zoo wordt de Indische
krijgsgeschiedenis aan de bekende „ronde tafel" behandeld en strekt
zij weinig tot leering'.
Moge het voorbeeld van den kapitein Vink, die met tact en op
aangename, leerrijke wijze eenige bladen uit zijn dagboek te lezen
gaf, navolging vinden.
Eene revolutie op dit gebied trad in door den Atjeh-oorlog en de
gescbiedvorscher, die het waagt, eene volledige beschrijving van dien
oorlog te geven, moet voor geen kleinigheid vervaard zijn.
Een bandjir van geschriften over dezen oorlog overstelpte ons en
vergastte het twistgeschrijf ons in den regel minder op tactische dan
wel op politieke bespiegelingen, toch danken wij aan dien penne-
strijd belangrijke werken, die de bibliotheek van ieder Indisch offi
cier moeten versieren. Wij noemen, om ons slechts tot het in ons
oog voornaamste werk te bepalen, het werk van den luit.-generaal
Van Swieten„De waarheid over onze vestiging te Atjeh", dat wij
gevoegelijk met den titel van: „Leercursus over Indische strategie"
kunnen bestempelen en daarnevens het later verschenen werk van
den kolonel H. F. Meijer, getiteld: „Atjeh van 26 Dec. 1875
„tot 4 September 1876. De offensieve handelingen der guerilla";
dat wij als een leercursus over Indische tactiek aanmerken.
Het is dit laatste werk, dat wij in dit opstel nog met een enkel
woord wenschen te beschouwen. Hoe verheugd wij ook waren, toen
wij de uitgave er van geannonceerd zagen, moeten wij toch bekennen
dat het voorbericht ons eeuigszins teleursteldewaar wij lazen
„Wij hebben dus slechts feiten vermeld en toestanden beschreven,
„zonder in critiek te treden, welke tot nog toe zooveel verbittering in
„het leven geroepen, maar nog zoo weinig verbetering in onzen toestand
„aldaar gebracht heeft" Bij nader inzien kwamen wij echter tot