1236
stand houdt of aanvalt, de vijand steeds wijkt. Het schoone werk
dat wij voor ons hebben liggen, levert hiervan op menige bladzijde de
bewijzen en kan ons dus ook als leiddraad dienen bij het houden van
theorieën in den velddienst. Wij wijzen onder meer op het geval,
ons beschreven op bl. Ill, waar een onderofficier, commandant van
13 geweerdragenden, door een overmachtigen vijand geheel onver
wachts beschoten, regelmatige salvo's afgeeft en den vijand van zich
afhoudt, totdat versterking komt opdagenop dat, beschreven op
bl. 203, waar wij als lichtpunt bij een échec lezen, dat de verwarring
en het verlies grooter geweest zouden zijn, indien niet eentge Inlaudsche
fuseliers zich verzameld hadden en achterwaarts eene gedekte stelling
hadden ingenomen; op bl. 243, waar wij den offic. v. gez. Döringaan
het hoofd van enkele fuseliers tot den aanval zien overgaan en ein
delijk op bl. 264, waar wij lezen dat de Inl. fuselier Wirokromo met
een 9tal zijner jeugdige kameraden den vijand trotseert en in eene
verdedigende stelling stand houdt, tot er versterking komt opdagen.
De practische oefening in den velddienst tegenover een Inlandschen
vijand hebben wij steeds een der moeilijkste vraagstukken gevonden,
juist omdat het voor ons gevaarlijke eenig en alleen in de verrassing
ligt en deze moeilijk te bemerken is, want dezelfde troep, die te velde
wellicht door eene paniek bevangen wordt bij de onverwachte ver
schijning van enkele vijanden, zal bij de vredesoefeningen eene doods
verachting aan den dag leggen, die bewondering afdwingt. Bij veld
dienstoefeningen den offensieven geest steeds te ontwikkelen, wanneer
men onverwachts op de tegenpartij stuit, den troep te gewennen, om
op het minste alarmsignaal halt en front naar den vijand te maken en
bij marschen de waakzaamheid te betrachten, door enkele goed geko
zen hinderlagen te leggen, dat zijn almede de enkele nuttige oefenin
gen, welke wij ons kunnen denken. Maar het gemis aan eene tegen
partij, die op dezelfde wijze ageert als de Inlandsche vijand, stelt eene
leemte daar bij elke velddienstoefening en maakt de oefeningen op de
kaart soms belachelijk.
„Uit de geringe resultaten van het stelsel, om den vijand op de
zelfde wijze afbreuk te doen als hij ons steeds gedurende den gehee-
„len oorlog gedaan heeft, zijn belangrijke gevolgtrekkingen te maken",
2oo zegt de S. op bl. 205. Hoe komt het, vraagt hij verder, dat