1253
In den loop van eenige jaren vormt men aldus bij elke compa
gnie een kern van jagers; bij elke dergelijkejagerafdeeling behooren
per compagnie 12 onderofficieren. De officieren nemen aan deze
jachten der manschappen deel, of vormen zich ten getale van 57
tot een afzonderlijk gezelschap. De compagniescommandant leidt,
onder toezicht van den bataljonscommandant, de uitrusting tot de
jacht; een verplegingskar wordt medegenomen.
De jachten worden hoofdzakelijk gehouden in de bergen, op 70
120 wersten van Taschkend gelegende omstandigheden, waaronder zij
worden gehouden, vorderen groote energie en zeldzame onvermoeidheid.
De resultaten zijn verschillend, doch bij eenig volhouden in den
regel goed. Zoo hebben de jagers van het le bataljon in een paar
winters 150 zwijnen neergelegd. Overigens waren er tijden, waarbij
compagnieën wekelijks 23 zwijnen schoten, die op kameelen naar
Taschkend gebracht werden en grootendeels in de eigen keuken
terechtkwamen, terwijl een gedeelte werd verkocht.
Yan alle uitgaven voor de jacht wordt nauwkeurig rekening en
verantwoording gehouden; na afloop der jacht bekomen de deelne
mers, ieder naar verdienste, van 2—5 roebels per hoofd. De onder
officieren krijgen iets meerbovendien allen een paar nieuwe laarzen.
Degene, die een varken schiet, mag de borst voor eigen rekening
verkoopen, hetgeen voor goede en gelukkige schutters ook nog
eenige roebels uitmaakt.
De ontvangsten aan verkochte zwijnen zijn dikwijls zoo groot, dat
zij de uitgaven voor de jacht geheel dekken. Er waren winters,
waarin de netto opbrengst meer dan 100 roebels bedroeg, welke
alsdan gestort werden in de kas der menage van de compagnie.
Sedert 1881 is de uitzending van jagerafdeelingen een verplichte
maatregel geworden. Daar men tot de overtuiging is gekomen, dat
deze jachtpartijen een uitstekend middel tot oefening der solda
ten zijn, zijn de voorschriften daarvoor opgenomen in de „In
structie voor de Winter-bezighedenmen vindt ze in
7 van de brigadeorder van 18 November 1881:
„Ik beveel voor dezen winter, dat er in mijne onderhebbeude
„brigade in elke compagnie afdeelingen voor de wilde zwijnenjacht
„zullen worden gevormdhet aantal der deelnemers kan voor elke
1885, Dl. II. 81