1255 Met dit doel werd dan ook besloten, in elke compagnie nog 5—8 jachtgeweren in te voeren, om behalve zwijnen ook ander wild te jagen. De plaatselijke artillerieautoriteiten stelden hiertoe 7 infan- teriegeweren ter beschikking. Deze geweren werden door den bataljons-geweermaker veranderd en daarna aan de compagnieën uitgegeven. Op zondagen en namiddagen werden dan deze geweren aan de beste schutters gegeven, die daarbij tevens verlof kregen. Kruit en lood leverde de Staat. Daar aan het vlug doel nemen en het snel afgeven van het schot in het Russische leger tot nu toe niet voldoende de aandacht werd geschonken, mag de invoering van deze wijze van vlug schieten be schouwd worden, als de eerste stap tot beter. Werpen wij ten slotte nog een blik op de wenschen, welke uit het leger komen, ten einde de jacht als bezigheid op vaste giond- slagen te vestigen en hieruit werkelijk nut te trekken. Deze wenschen zijn de volgende: 1«. Vóór alles is het noodig, dat het nut der uitbreiding van de jacht voor de troepen, ook van de zijde der hoogere chefs, algemeen erkend wordt. 2e. De oefening, gezondheid en krijgstucht bij de troepen mogen door de jacht in geen geval nadeel lijden. 3e. Het deelnemen aan de jacht moet in het algemeen een vrijwillig karakter dragen; het moet tevens geacht worden beloo ning te zijn voor het goed vervullen der dienstplichten en voor goed gedrag. 4c, Verlof tot jagen moet verleend worden op alle zon- en feestda gen, en alle namiddagen na afloop van den morgendienst. 5e. Men kan aan de beste schutters voor enkele jachten des zon dags en des namiddags verlof verleenen, zonder dat zij des nachts in het garnizoen behoeven terug te keeren. 6e. Voor het houden van grootere jachten, op grooten afstand van het garnizoen, moeten met kerstmis 14 dagen en met paschen 10 dagen verleend worden. 7C. De mindere militairen ontvangen voor de jacht op roofdieren geweren en patronen van den Staat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 640