SPOORWEGEN TER SUMATRA'S WESTKUST. Eene toelichting toegelicht. Twistgeschrijf over „persoonlijke feiten" een geijkte term, dien ik van onze volksvertegenwoordigers overnam behoort, mijns inziens, in een wetenschappelijk tijdschrift niet te huis. Tegen dien stelregel wordt echter nog al dikwijls gezondigd en wie zal het dus wraken, dat ook ons Indisch Militair Tijdschrift in dat opzicht niet altijd vlek keloos bleef. In den laatsten tijd was het o. a. de gepensionneerde majoor dei- Indische genie E. B. Kielstra, die zich in dat tijdschrift aan over treding van den wijzen regel schuldig maakte en zijn opeu brief aan den Heer H. A. A. Niclou, in N° 3 van dezen jaargang, gaf aanlei ding tot eene weinig leerzame wisseling van lieftalligheden, waarin men tot mijn groot verdriet ten leste ook mij getrokken heeft. De korte geschiedenis der zaak is deze: Een oud-hoofdofficier van het Indische leger had het gewaagd, om, onder den pseudoniem S., bij Njjgh en Yan Dittmar te Rotter dam eene brochure in het licht te geven, waarin hij trachtte aan te toouen, dat alles wat in Kielstra's „Beschrijving van den Atjeh- oorlog" voorkomt, lang geen evangelie is. Hoofdzakelijk werd de gedachtenis van den generaal Kohier in die brochure verdedigd tegen het minder vleiende oordeel, dat K. over het beleid en het karakter van dien braven, voor den vijand gesneu velden generaal heeft geveld en enkele zeer juiste en zeer logische op merkingen werden gemaakt over het gemis aan beleid en aan oorlogs kennis bij sommige ondergeschikte chefs gedurende de le Atjeh- expeditie. De Heer K., hierover niet tevreden en de spreuk vergetende „qui se fache a tort", geeft in genoemden „open brief" aan S. een kwaad aardiger! Seitenhieb en noemt de zeer goed en vrij gematigd geschre-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 645