1262 Van der Dussen ongeroepen en daarbij geheel onuoodigeen oordeel uitge sproken over de meerdere of mindere bevoegdheid tot „lezen" van den schrijver van het dagbladartikel, waaruit S. had geput en daarbij tevens dien schrijver, zij het dan ook terloops, beschuldigd van, in zijn artikel, de bedoeling van den Heer K. onjuist te hebben teruggegeven. Ongeroepen en geheel onnoodig, want het is immers niet de taak eener redactie, om te onderzoeken of de schrijvers van artikelen in hun tijd- of maandschrift de brounen, die zij aanhalen, wel naar behooren hebben geraadpleegd. Zoodanige verplichting zou, als ze bestond, vooral bij omvangrijke periodieken, een arbeid meebrengen, die alleauder werk voor de redacteuren onmogelijk zou maken, daargelaten nog dat de redac tie dikwijls de aangehaalde bronnen niet tot hare beschikking heeft (1). Het is dan ook voor het eerst dat ik „het controleeren van de door inzenders gebezigde bronnen" als redactie-werk heb hooren noemen. Het feit is echter, dat de oud-redacteur Yan der Dussen daarover anders denkt dan ik. In plaats van het aan S. over te laten, om te beëindigen, wat hij had begonnen, achtte hij zich verplicht aan een der partijen zijne verontschuldiging aan te bieden, dat hij en ook de andere partij de onbevoegdheid tot lezen van den zich noe menden Eugenio Colonna niet eerder hadden ontdekt. Wanneer de ex-redacteur zich had weten te onthouden, dan zou ik den oud-majoor gaarne het genoegen hebben gelaten, van op de minder doordenkende lezers van het Tijdschrift indruk te maken, want ook ik houd hem waarlijk niet voor eenen „landverrader" in de diep tragische beteekenis van het woord en kan hem gerust de verzekering geven, dat ook de oud-kameraden dit niet doen. De Heer Y. d. D. heeft mij echter gedwongen, om voor Eugenio Colonna partij te trekken, waartoe het in de eerste plaats noodigis, dat ik de lezers van het Tijdschrift, voor zooverre zij hem nog niet kennen, met dien schrijver in kennis breng. In de Nederlandsche Gids N°. 10 van 1884 schreef de Heer K. een stuk, getiteld„Steenkolen en spoorwegen ter Westkust van Sumatra. Sedert jaren had dit vraagstuk mij bezig gehouden. Reeds in 1871, (1) Als algemeene regel kan de tegenwoordige redacteur dit niet geheel toegeven; bij persoonsquaestiën b. v. b. is eenige controle der bronnen, indien mogelijk, m. i. wel gewenscht. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 647