677
officier elk zijner ondergeschikten in zijne compagnie kennen, hij
moet weten of hij te doen heeft met iemand van gedecideerden
moed, van buitengewone spierkracht, onvermoeibaarheid, doorzicht
of wel met iemand, die van nature traag is, onhandig, zwak van
gestel; en is dit reeds waar in algemeenen zin, 'tgeldt in 't bij
zonder het kader. Oefeningen dus, waarbij kader en manschappen
uitrukken met den kapitein van politie en officieren van de week,
hebben een twijfelachtig nut. De verschillende opstellingen en be
wegingen, die in 't reglement voorkomen, worden dan doorloopen,
maar van het vormen van groeps- sectie- en patrouillecomman-
danteu, die onder verschillende omstandigheden zelfstandig moeten
kunnen optreden, is geen sprake. Daartoe ontbreekt de prikkel,
die alleen dan bestaat, wanneer officieren zich wijden aan de oefening
van minderen, met wie zij in oogenblikken vau gevaar de vruchten
van die oefeningen zullen hebben in te oogsten. (1)
Het compagniesgewijze oefenen van den troep wordt door ieder
aanbevolentoch is 't opmerkelijk hoe- weinig het wordt toegepast
zijn de bezwaren, die men aanvoert om die oefeningswijze in den
meest uitgebreiden zin toe te passen, wel gegrond? Zoo o. a. wordt
dikwijls aangevoerd de onvoldoende sterkte der compagnie, na aftrek
der wachten, corveeërs en geëmployeerden, waardoor eene afzonder
lijke oefening niet doenlijk is, vooral bij oefeningen in het tiraillee-
ren en den velddienst, die gewoonlijk wat lang duren, zoodat op
en afkomende wacht niet aan de oefening deelnemen. Maar het
is immers niet noodig altijd eene geheele compagnie in den een of
anderen oorlogstoestand te veronderstellen. Stel dat de sterkte van
eene compagnie gedund is tot op 30 man, wel, wat kunnen er dan
nog een massa nuttige oefeningen gehouden wordeneene sectie
voorstellende in eene tirailleurlinie, bestaat er gelegenheid één sectie
commandant en twee groepscommandanten te vormende manschappen
worden geoefend in het afstanden schatten op allerlei terreinen (2),
(1) Ik verwijs den lezer naar hetgeen hieromtrent door Q. werd gezegd in zijn
opstel: „De oefeningen der Infanterie, zie No. 12, jaargang 1881, van dit tijdschrift.
(2) Men houdt zich hij het afstanden schatten gewoonlijk te veel aan het voor
schrift; liet bepaalde in 48 hladz. 108 wordt weinig toegepast.