1276 Mede eens in de 14 dagen worde er in de bataljonssehool geëxerceerd, terwijl voorts 'alle andere dagen besteed worden op de wijze als de kapitein zal goedvinden. Oordeelt b. v. de compagniescommandant, dat zijne compagnie eene zaterdagsche inspectie minder noodig heeft dan een velddienstoefening, dan rukt de compagnie uit en maakt zij geene inspectie. Waar verschillende wapens in één garnizoen vereenigd zijn, moeten deze meer samen ageeren, dan tot hiertoe placht te geschieden. Het aantal losse patronen en kardoezen, om do oefeningen vruchtbaar der te maken, moet voor geen enkelen chef begrensd zijn; eene milde bepaling, waarvan de chefs geen misbruik zullen maken, te minder, wijl eene behoorlijke controle op het munitieverbruik niet ontbreekt. Aan enkele groote manoeuvres knoope men vast de onderstelling, dat de uitgerukte troep, na het gevecht tegen een vijand, die zich in deze en gene kampong bevindt, het bivouac betrekt. Yersterkt men dat bivouac vervolgens door chicanes en zet men do bi- vaouewachten en posten uit, dan zal menig jong officier en onderofficier dien dag iets van blijvende waarde hebben geleerd. De wetenschappelijke leiding van officieren. 't Is eene vraag, die heel wat beteekent, 0111 ze in ietwat vruchtbaren zin te beantwoorden. Doch te deksel! als ik het niet weet, laat dan een ander het zeggen. Wij zijn nu eenmaal officier van hetzelfde leger, om elkaar op den goeden weg te brengen. Ik keur af, dat een chef zoo wat tegen den tijd, dat de inspecteur te verwachten is, voor een vol jaar navolgenderwijs de wetenschappelijke vaan voor zijne officieren ontrolt: „Meneerenwe zullen weer zoo langzamerhand eens aan de weten schappelijke bijeenkomsten moeten gaan beginnen en ik wou dus wel, „dat dan de kapitein A. de reglementen, B. de versterkingskunst, C. de „tactiek en D. de natuurkunde met de Heeren wilde behandelen." Ik keur af, dat de chef aan een officier opdraagt, eene verhandeling te schrijven over een bepaald onderwerp, waarin die officier hoegenaamd geen lust heeft. Wat ik dan wel zoude wenschen, zal men mij vragen? Ik zou willen, dat de chef zich niet uitsluitend bepale tot de verdee ling van arbeid, maar ook zijn eigen licht doe schijnen; zijn superieure kennis moet niet begraven worden en hij moet zijne officieren ook door dat hulpmiddel weten aan te moedigen, eene voordracht naar eigen keuze te houden, zonder dat daartoe eene lastgeving van hoogerhand noodig is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 661