1277
Wenscht eenig officier, jaar in, jaar uit, geene voordracht te houden,
dan moet hij daarin volkomen vrij blijven, mits hij genoegen neme met
eene aanteekening in de conduitelijst, welke dit feit vermeldt.
Het plegen van plagiaat moet overigens streng worden tegengegaan;
bij iedere voordracht moet daarom als eisch gesteld worden, dat de voor
drager eigen denkbeelden weergeve. Het letterlijk overschrijven en het
daarna voorlezen is kinderwerk.
In ieder geval moet het „voorlezen" zelfs van eigen werk niet aange
moedigd worden, omdat het „voordragen" zooveel aangenamer voor het
auditorium is en den voordrager noodzaakt, zijn opstel meester te zijn.
Garnizoensvoordrachten moeten eveneens gehouden kunnen worden,
om de gelegenheid voor enkele officieren te openen, ook tot kameraden
van andere wapens te kunnen spreken.
In de groote garnizoenen zoude b. v. iedere maand ééne spreekbeurt door
den militairen of plaatselijken, militairen commandant toegewezen kunnen
worden aan dengene, die om zoodanige beurt vraagt en naar het oordeel
van dien chef iets heeft voor te dragen, dat belangrijk genoeg is, om daar
voor de officieren-amateurs der verschillende wapens bijeen te roepen.
Al die voordrachten bij het korps en in het garnizoen moeten gehou
den worden in denzelfden zin, als sedert jaren te 's Hage plaats vindt in
de vergaderingen ter beoefening der krijgswetenschap.
De spreker leidt zijn reeds eenige dagen te voren aan de officieren
bekend gemaakt „onderwerp" bij zijne hoorders in en nil de voordracht
wordt de zaak in ruimen zin bediscussieerd.
De voorzitter zorge er voor, dat de critiek in opbouwenden zin worde
gevoerd en dat in de te houden beraadslagingen in gedachtenwisselingen
een frissche, kameraadschappelijke stroom van onderlinge waardeering,
ook op wetenschappelijk gebied, valt op te merken.
Naast deze voordrachten dient het krijgsspel beoefend te worden, zoo
veel mogelijk door de gezamenlijke officieren van de verschillende wa
pens en diensten van het garnizoen.
De diensten van het leger behoeven slechts door een paar administra
tieofficieren en doctoren vertegenwoordigd te zijn, om in den loop der
discussiën, zoo noodig, de verpleging en den ambulancedienst toe te lichten.
Het bijwonen van het krijgsspel is niet verplichtend.
De militaire commandant regelt de uren van bijeenkomst e:i distri
bueert, na ruggespraak met de chefs der korpsen, de betrekkingen van
leider, hulpvertrouwde en algemeenen bevelhebber.
Het opzeggen van reglementen niet te verwarren met reglementen-