690
uitzondering, dat het bij liet oorspronkelijk reglement voorgeachrevene
voor de inlandsche fuseliers, behouden blijft.
c. Artikel 6de woorden„een niet te ver gevorderde leeftijd" te
vervangen door „niet ouder dan 30 jaren".
cl. Artikel 6, sub 2; bij te voegen aan het slot„bij dit reglement".
e. Artikel 14; de bijvoeging, bevolen bij aanschrijving, te besten
digen met uitzondering der 5 laatste woorden.
f. Artikel 29; de bij aanschrijving gegeven uitlegging omtrent het
letterlijk kennen der exercitie-reglementen te bestendigen.
g. Artikel 29; de programma's van examen voor niet-Europeanen,
bij het oorspronkelijk reglement vastgesteld, te behouden.
h. Artikel 29; aan het programma van examen voor den graad
van fourier toe te voegen„exercitiën evenals voor den graad van
sergeant".
Zooals thans bepaald is zou de fourier de kennis der exercitiën
kunnen ontberen, wat niet goed en onjuist is; ook in aanmerking
nemende, dat uit de fouriers gewoonlijk de sergeanten-majoors moeten
worden gevormd, wordt deze toevoeging zeer wensehelijk.
Het vorenstaande resumeerende leidt dit rapport in hoofdzaak tot het
volgende
lc. Dat de vigeerende voorschriften op de kaderscholen met de
daarin gebrachte wijzigingen niet voldoen.
2e. Dat de materieele positie der onderofficieren dringend verbe
tering behoeft.
3e. Dat de bepaling niet goed is, dat men alleen aan de kader-
school eenen graad kan behalen.
4e. Dat de opleiding voor den korporaals- en sergeantsgraad voor
een gedeelte bij de korpsen, niet behoort te worden prijs gegeven,
maar daarvoor de korpsschool eene betere gelegenheid behoort aan
te bieden.
5e. Het bijwonen der korpsscholen behoort niet verplichtend te
zijn.
6e. Aan de korpscommandanten de bevoegdheid te laten, binnen
zekere grenzen, het kader aan te stellen volgens een algemeen pro
gramma van examen, dat voor de kaderschool en voor alle korpsen
verbindend is.