698 Bijna zou ik zeggen, dat gij U een weinig aan 't zelfde euvel schuldig maakt, dat gij mij hebt ten laste gelegd, n. 1. wat voorbarig te zijn, daar waar gij schrijft: het gaat toch waarlijk niet aan, dat men de mededeelingen van generaal A. of kolonel B. onjuist noemt, omdat een anonymus de zaken in een dagblad anders voor stelt. Was het vervolg van mijn opstel door U afgewacht, alvorens het eerste gedeelte van Uw „Open brief" werd geschreven, dan zoudt gij gezien hebben, dat de officieele rapporten, zooals ik in een aan hangsel heb gesiaafd, mij het volle recht gaven om de verklaring van den Legercommandant, dat de bevolking der YII en een gedeelte der Y Moekims van de XXVI Moekims en in het Indrapoerische slechts weinig had geleden, bevreemdend te noemen. Tot anonyme berichten behoefde ik waarachtig niet mijne toevlucht te nemen. Ik heb dit dan ook niet gedaan, maar ze eenvoudig aangehaald, om ook eens uit andere bronnen dan de officieele aan te toonen hoe wij oorlog voerden, en om te doen zien, hoe telkens werd voor speld wat de gevolgen zouden zijn van de wijze van oorlogvoeren, sedert April 1874 door ons in werking gebracht. Wat verder betreft de meerdere of mindere geloofwaardigheid der officieele rapporten, vergun mij U te antwoorden met het volgende uittreksel uit een op stel over het dagboek van de Prinses van Metternich, van Johannes Scherr, voorkomende in de Gartenlaube X°. 2 van 1884, en over genomen in de Wetenschappelijke bladen van September van dat jaar. Het luidt: „Want 't is een groote dwaling en belachelijke pedanterie „waaraan vele geleerden zich schuldig maken, om te meenen, dat „de werkelijke stof voor de geschiedenis enkel en alleen moet ge- zocht worden in de officieele akten, die in de archieven bewaard „worden. Hij, die ongetwijfeld de grootste diplomaat onzer eeuw is, „haalde medelijdend de schouders op over die dwaling. Den 22 „Februari 1871 zei hij ten huize van Mevrouw Jessé in Versailles „tot degeneu die met hem aan tafel zaten: „De officieele dépêches „„en berichten kunnen ook, waar ze iets merkwaardigs bevatten, niet „„ten volle begrepen worden dan door hen, die de personen en om- „standigheden kennen. De hoofdzaak is altijd te vinden in particuliere „„brieven en vertrouwelijke mededeelingen, ook mondelinge, waarvan „„geen woord in de akten voorkomt."" Eu nu worden ons in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 85