702 draagt; de Assistent-Resident zoo doenlijk vóór den aanvang der patrouille opgeven of vluchtenden zullen worden vervolgd, dan wel verder zal worden gegaan, en eindelijk het arresteeren of weder los laten van onruststokers overgelaten aan den de patrouille vergezellen den ambtenaar, behoudens het recht van den patrouille commandant tot het maken van opmerkingen, wanneer hij meent, dat het gevor derde zijne krachten zal te boven gaan. Ernstig noodig ik U uit, de opgegeven punten te vergelijken met den inhoud der veel besproken commandementsorder van den 22 Mei 1881. Doet gij het, dan zult gij, meen ik, de overtuiging erlangen, dat de patrouille order van Borneo's Westkust bij het ontwerpen dier commandementsorder wel degelijk is te pas gekomen, en dat het niet aangaat, om, zoo de laatste order nadeelig heeft gewerkt., alleen den civielen gouverneur verantwoordelijk te stellen voor een maatregel, die genomen werd, naar aanleiding van een door het mili tair gezag genomen initiatief. Maar er is meer. Reeds in de le helft van 1883 vernam ik van een van Atjeh terugkeerend officier, een der dappersten onder de dapperen, helaas het leger en den lande te vroeg ontvallen, dat er nog al overdrijving heerschte in 't geen verhaald werd omtrent de belem merende werking, die door de commandementsorder van den 22 Mei 1881, op de militaire bewegingen werd uitgeoefend. Later in het 2e haltjaar werd mij dit bevestigd door een ander, van Atjeh teruggekeerd en als kranig en dapper soldaat hoog aangeschreven officier. Wat ik van dezen vernam kwam ongeveer op het volgende neer. „De heer Tobias doet uiet anders dan de heer Pruijs van der „Hoeven. De laatste ondervond tegenwerking. De kolonel Haus „vroeg regeling van den patrouilledienst. De Gouverneur antwoord- „de dat dit moeielijk was, maar dat hij meende, dat de patrouilles „in den regel niet, in de kampongs moesten komen. Daarop werd „gezegd, dan maar de gewone regeling zooals men ze had op Bor~ „neo's Westkust, en toen volgde die onbegrijpelijke order, die voor „verschillende uitleggingen vatbaar is." Hetgeen ik toen vernam, werd echter niet onmiddellijk als een evangelie door mij aangenomen. Immers kon mijn zegsman, hoe ter goeder trouw ook, verkeerd zijn ingelicht, of zich het vernomene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 89