708
Atjeh bevredigend was. Van de juistheid dezer mededeeling ben ik
volkomen overtuigd. Dat heeft de heer P. v. d. H. ook gezegd, toen
hij Atjeh verliet. En 't kon inoeielijk anders. De heer P. v. d.
H., benoemd onder het bestuur der IIH. Van Goltstein en Van Lans-
berge, die de agressieve politiek niet alleen vrij spel gelaten, maar zelfs
zooveel mogelijk in den zadel hadden gezet, moest het wel met die
HH. eens zijn, wanneer zij zich verbeeldden, dat nu werkelijk de
vruchten zouden kunnen geplukt worden van al de schatten en
menschenlevens, die zij toelieten, dat roekeloos werden verspild. Maar
anderen, en ik stel er prijs op onder hen te behooren, zagen beter.
Zij konden zich niet voorstellen, dat Atjeh, op de wijze waarop men
getracht had dit te doenwerkelijk zoo was onderworpen, dat,
zooals de generaal Van der Heijden in September 1879 aan de
Regeering schreef, hij het tijdvak van pacificatie en restauratie
gekomen achtte, daarbij voegende: „dat het burgerlijk bestuur van nu
„af meer handelend zou kunnen optreden, dat is, het zal met andere
„middelen dan het zwaard, naar volledige onderwerping moeten streven
„en trachten te herstellen, wat door de rampen van den oorlog is
„vernield." Integendeel zij meenden, dat hetgeen door vuur en zwaard
was veroverd, ook door vuur en zwaard zou moeten behouden worden,
en wanneer men hen, toen er in 1880 sprake was van de invoering
van een burgerlijk bestuur, had gewezen op het door U aangehaal
de schrijven van den luitenant-kolonel Geij van Pittius, die in 1880
voorspelde wat de gevolgen zouden zijn, wanneer de orde niet
in de eerste plaats met behulp der militaire macht gehandhaafd
of gevestigd werd, dan zouden zij zeer zeker geantwoord hebben:
waarom heeft de militaire autoriteit, n. 1. de gouverneur en militaire
bevelhebber met den legercommandant dan voorgesteld, dat na de
krijgsverrichtingen in de XXVI Moekims, de legermacht te Atjeh
van 10593 man werd teruggebracht op 6626 man, dat wil zeggen,
met 3867 man werd verminderd En had men hun tevens mede
gedeeld, dat de luitenant-kolonel Geij van Pittius mede voorspelde,
dat na de invoering van het civiel bestuur, het smeulende vuur
zou ontvlammen, dan zouden zij niet minder zeker hebben gere
pliceerd: „die voorspelling zou waarde hebben, wanneer zij niet was
„voorafgegaan door andere voorspellingen, die lang vóór dat de luit.-kolo-