799
opgemerkt: „de gebreken van het Indische leger worden wellicht
„bedekt; zij worden niet weggenomen."
Het was Z. E. den Hin. niet duidelijk, wat bedoeld werd met den
„achteruitgang" yan het kader. Hiervan was hem niets gebleken.
Op 1 Juli 1884 ontbrak er bij de infanterie slechts één korporaal. (1)
O Kamerledenweest toch vooral duidelijk en zegt, wanneer gij
van achteruitgang spreekt, dat daarmede niet alleen de hoeveelheid
maar ook de hoedanigheiden dat, wanneer gij van kader spreekt,
daarmede niet alleen korporaals, maar ook de onderofficieren be-
doeld worden.
En niettegenstaande uwe onduidelijkheid spraakt gij waarheid, de
zuivere waax-heid.
le Er is achteruitgang
2e Dit is een bedenkelijk verschijnsel.
3e Maatregelenals in Nederland genomenzouden ook voor Indië
nuttig kunnen werken.
4e In strijd met het Kon. Besl. dd. 28 Januari 1882 N°. 15,
wordt er kader aangestelddat de daarvoor aamgewezen scholen niet
bezocht heeft.
5e De inrichting der kaderscholen is te bekrompen.
De punten 1, 4 en 5 werden reeds besproken in ons opstel „Over
de werking der kaderscholen" (zie I. M. T. 1885 D. I. blz. 217.)
Punt 2 behoefi geen toelichting.
Punt 3 is ons eene geschikte aanleiding om ons reeds vroeger
geuittevoornemen, namelijk de „lotsverbetering voor de onderofficieren"
te bespreken, te volvoeren.
Ook in Nederland heerschte eenige jaren geleden kadernood, doch
men nam maatregelen, alsvermeerdering van soldij, verbetering
van logies, groote vrijgevigheid wat betreft het huwen, het recht op
eene Rijksbetrekking na pasporteering, enz. en men is den toestand
meester geworden. Op ultimo 1884 waren, zooals ons met zekerheid
bekend is, bij het 8e Eegt. Infanterie alle onderofficieren present, terwijl
een tal van aspiranten op eene lijst waren opgeteekend en bij
(1) Yan onderofficieren werd niet gesproken. Bij deze gelegenheid dus niet alleen
goochelen met cijfers, doch ook goochelen met woorden.