BRIEVEN VAN CORNELIS.
Geachte Heer redacteur
Het is, zooals u bekend is, niet mijne gewoonte veel aan „brieven
te doen.
De moeielijkheid echter, om voor elk exemplaar van uw maandschrift,
een deftig gestileerd opstel van wetenschappelijken aard af te leveren,
is reden, dat ik mijn toevlucht tot den meer lossen schrijftrant neem,
welke aan den brievenvorm eigen is.
Ik heb het plan dezen eersten brief door anderen te doen volgen,
naar gelang „des par-ci, par-la'sditjes en datjes, mij stof tot
schrijven zullen geven en tot zoolang uwe redactie aan deze brieven
een bescheiden plaats in dit tijdschrift zal blijven waardig achten.
Bij mijn voornemen, om deze keer, onder anderen iets over militaire
stilistiek te schrijven, kan ik al dadelijk beginnen met het releveeren
van ee.ne alom verspreide schrijversondeugd, hierin bestaande, dat
men zich zoo vaak vergalopp ik bedoel, te buiten gaat aan
het gebruik, neen! misbruik van woorden eener vreemde taal.
Waarom toch zijn wij nagenoeg allen door dien worm aangetast?
Prefereeren,ik bedoel, verkiezen wij dikwerf fransche,
engelsche en duitsche woorden boven echt-nederlandsche, bij wijze van
uithangbord hoe knap wij zijn, of is de armoede van de nederlatidsche
taal daarvan de oorzaak?
Wat daarvan zij, zeer zeker gaan wij ons in het onnoodig gebruik
van uitheemsche woorden schromelijk te buiten en dit reeds is
voldoende, om er tegen te velde te trekken,
gelijk wij de eer hebben, mits deze te doen.
Als verzachtende omstandigheid kan, het is waar, worden aangevoerd,
dat de officieren van het leger in de taal, welke hun de dieust