EEN WOORD IN HET BELANG VAN HET
GARNIZOEN TE TJILATJAP.
Herhaalde malen werd in de dagbladen de treurige toestand ge
schetst, waarin het garnizoen van Tjilatjap verkeert, ten gevolge
van de daar bij voortduring heerschende koortsen.
Hoewel de couranten bij het vermelden van dergelijke feiten
niet altijd zijn vrij te pleiten van overdrijving, is de algemeen be
kende faam van Tjilatjap ons een waarborg, dat men geenszins
getracht heeft den toestand in een valsch daglicht te stellen.
We behoeven niet ver terug te gaan, maar ons slechts te herin
neren de in de residentiën Banjoemaas en Bagelen geheerscht heb
bende koortsépidemie (1883), welke duizenden inlanders grafwaarts
sleepte, terwijl het getal der geëvacueerde militairen geen twijfel
liet of ook het garnizoen van Tjilatjap kreeg ruimschoots zijn deel.
Daalde het aantal koortslijders in de genoemde residentiën van
lieverlede tot het normale cijfer, bij het garnizoen te Tjilatjap bleef
de kwaadaardige ziekte voortwoeden, de bloedvergiftiging met al haar
verschrikkelijke gevolgen week niet en blijft tot heden voortgaan
met het maken van slachtoffers onder de militairen.
Bij zulk een toestand kan het niemand verwonderen, wanneer de mi
litair het rumoerig leven te Atjeh, met de kans om daar te sneu
velen of gewond te raken, verre verkiest boven het rustige garnizoen
van Tjilatjap, die parel van Java's zuiderstrand, en hij alles zal
opofferen om de kans te ontloopen daar geplaatst te worden.
We moeten het er voor houden dat de wetenschap onmachtig is om
dat voortdurende kwaad te keeren. De daaromtrent in de laatste jaren
opgedane ervaring bewijst zulks; maar mag dit een reden zijn om het
leven van den militair, waarvan heel wat beter kan partij getrokken
1885, Dl. II. 61