968
gepensionneerde overste Yerstege, eene belangrijke pleitrede houdt over
de noodzakelijkheidom zich aan de letter van de Statuten dier Orde
te houden.
Wij zijn het van dien schrijver gewoon, dat hij onomwonden zijne
meening zegt, ook dan als hoogere machten hem die openhartigheid
zullen misduiden.
De waarheid, die toch reeds zoo vaak verstikt wordt door de
overgroote meerderheid van het menschdom, dat niet als hij onaf
hankelijk is, vindt in hem een prediker van den echten stempel.
Hij nu zegt in dat vlugschrift, dat de Militaire Willemsorde als
instelling aan verval van krachten lijdt, niet, omdat er geen heldenfeiten
meer zouden te boekstaven zijn, maar omdat de Willemsorde gevaar
loopt tot het domein 'van gunstbetoon af te dalen.
Wanneer zelfs een machthebbend ridder, de overste Verstege
wijst met den vinger een Nederlandsch opperofficier aan, die weleer
in Indie de Militaire Willemsorde verwierfzijnen invloed aanwendt,
om in strijd met den geest en de letter der statutenin strijd dus
met de bedoeling der wet, haar eereteeken te onthouden aan een
ridderlijk officier, die nog altijd en met volle recht door zijne oud
kameraden een dappere onder de dapperen genoemd wordt, aan den
tegenwoordigen suikerfabrikant, den eens zoo schitterenden stafofficier,
den beleidvollen aanvoerderden ongeridderden
kapitein van Daalenwanneer onze Militaire orde aldus blijkt af
hankelijk te zijn van ministerieel welbehagen, dan verbleekt de
stralenkrans der orde zelve, al hebben de ridders met uitzondering
van dien eenen, dien Hollandschen generaal daaraan niet de mins
te schuld.
Men moet vooral het naschrift van den overste Yerstege lezen,
waar hij verhaalt, hoe op het eind van het onlangs te Amsterdam
gehouden ridderfeest een oud krijgsmakker in echte mannentaal een
dronk op dien ongeridderden kapitein instelde, hoe groot toen vooral
de geestdrift onder de aanzittenden was en hoe toen veelbeteekenende
handdrukken gewisseld werden als eene stilzwijgende, doch plechtige
gelofte, om van Daalen niet te zullen vergeten.
De overste Verstege eindigt daarom met een beroep te doen op
alle ridders der Willems-Orde, om bij adres aan Zijne Majesteit den