119
opgedragen aan den kapitein J'. J. Schoch, die met de 60
compagnie van het 6e bataljon, waaraan een handmortier werd
toegevoegd, van Fort de Koek naar de bewuste plaats marcheerde.
Het gelukte genoemden kapitein de vijandelijke versterking te
vermeesterenwij kregen daarbij 1 gesneuvelde, 2 zwaar- cn 7 licht
gekwetsten.
Nadat de troepen, bestemd voor de krijgsoperatiën tegen Bondjol,
in Alahan-pandjang geconcentreerd waren en eene bres was gemaakt,
ten einde den stormaanval te kunnen uitvoeren, werd besloten tot
het doen van eene verkenning, om te kunnen nagaan in hoeverre
die bres bruikbaar was.
Die taak werd aan den kapitein W. H. T. Vogel opgedra
gen, die in den nacht van 2 op 3 December met 3 officieren
en 100 minderen op verkenning uitging. Hij rapporteerde den
generaal dat het hem was mogen gelukken met een paar man
de bres ongemerkt binnen te komen, maar dat hij op het ge
schreeuw van eene oude vrouw en de verschijning van een aantal
Padries terug moest trekken en dat de bres zelfs voor eene
sectie toegang verleende
Op grond hiervan kreeg de majoor A. J. Von Bilil last, om op
den 4ne December met eene colonne, sterk 23 officieren en 584 ondei-
officieren en manschappen, Bondjol te bestormen. Luitenant Baudoin
werd met een detachement Amboineezen van de 2e compagnie van
het 6e bataljon bij deze colonne ingedeeld.
De colonne vereenigde zich in den vroegen morgen van dien dag
achter onze versterking N°. 18. De voorwacht, sterk 5 officieren
en 112 minderen, Afrikanen en Boegineezen, onder het bevel
van den kapitein W. H. T. Vogel en waaraan toegevoegd
werd de kapitein der sappeurs J. J. Peeters met 1 officier
en 50 sappeurs, voorzien van de noodige gereedschappen, trok
precies om 5 uur het kleine riviertje 'Ajer-melando over. De
reserve, die onder den luitenant-kolonel Du Perron mede in de
schans N°. 18 verzameld was, bestond uit 9 officieren en 225
minderen.