123 te maken naar de vijandelijke kampongs Talang en Tandikei in Alahan-pandjang, met een compagnie Amboineezen en de hulptroe pen van Batipo en van Soengei-poea, onder het bevel van den kapi tein Yan der Hart, den val van Bondjol helpen verkrijgen. Yoor zijn bij de berenning van Bondjol en bij verschillende gele genheden gebleken flinke houding en moedig gedrag werd bij bij Koninklijk besluit dd. 27 Juli 1838 no. 24 voor de tweede maal eervol vermeld. Nadat Bondjol gevallen en de rust in Alahan-pandjang hersteld was, vertrok de luitenant Baudoin in October 1837 met een gedeelte van het 6e bataljon infanterie onder het bevel van den kapitein J. Lincklaan "Westenberg naar de noordelijke afdeeling van Sumatra, ten einde het landschap Tamboesei te veroveren en de hoofdkampong Daloe-daloe te tuchtigen. De marsch werd van Bondjol over B,au tot Mandaheling voortgezet, waar de troepen een korten tijd verblijf hielden. In het laatst van de maand November daaraanvolgende vertrokken zij van laatstgenoemde plaats en kwamen al spoedig in het buitenverblijf van den radja Gaga Tengaharie van Limoen manies (Bataklanden) aan. De officieren werden door den radja ten zijnen huize ten eten gevraagd, waar alles in gereedheid was gebracht. De manschappen kregen vergunning, hunne geweren aan rotten te zetten en hun werden een paar uren rust gegund. In dien tusschentijd werden de officieren door de vrouwen met geele rijst bestrooid, een oud gebruik bij hen in zwang, dat voorspellen moest, dat de onderneming ten voordeele der onzen zoude afloopen. Tegen 11 uur gingen de genoodigden aan tafel, waarbij de kapitein Lincklaan "Westenberg naast den radja plaats nam. De spijzen, die op tafel stonden, zagen er smakelijk uit. Na van het een en ander dat hem aangeboden werd geproefd te hebben, liet Bau doin het eten staan, omdat het een onaangenamen, zoetachtigen smaak had. De kapitein merkte dit op, vroeg hem de reden er van en wees er tevens op, dat het bij de inlanders een gewoonte is, om hun eten zoetachtig te bereiden, daar het hun anders niet smaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 134