124
Hij ried hem aan, om nog wat van de spijzen te nuttigen, al was
het slechts voor het oog, om den gastheer genoegen en de tafel eer
aan té doen doch ondanks de opmerking van den kapitein hield Baudoin
zich bij zijn voornemen, om niets meer te eten. De overige officieren, die
het eten zeer smakelijk vonden, deden er hun best aan. Nadat het
diner afgeloopen was en de genoodigden opgestaan waren, vervoegde
zich de assistent-resident Bonnet, die de expeditie medemaakte en
de hulptroepen aanvoerde, bij de officieren. Deze, vooraf omtrent
het diner ingelicht, vroeg al dadelijk bij zijne komst, hoe het den
heeren gesmaakt had en of zij wel wisten, wat zij gegeten hadden.
De officieren keken elkander eenigszins verwonderd en nieuwsgierig
aan, waarop hij hun bekend maakte, dat het vleesch, hetwelk
op tafel gestaan had, menschenvleesch was en om zijne be
wering te bewijzen, bracht hij hen achter het hnis van den
radja, waar de beenderen en geraamten nog te zien waren,
waarop hier en daar nog een stuk vleesch bevestigd was.
Yelen behielden van dit kannibalendiner nog langen tijd onaangename
herinneringen.
Nadat de troepen voldoende rust hadden genoten en de plechtig
heid geheel afgeloopen was, werd de marsch verder voortgezet, terwijl
tevens de colonne versterkt werd met 100 man van het algemeen
depot en met 1500 man Mandahelingsche hulptroepen, allen onder
het bevel van den majoor J. L. Yan Beethoven, commandant der
noordelijke afdeeling.
De colonne nam'hare route over Seremah-tinggie, Batang-Ankolah,
Talang en Singalangang naar Pitjer-koling, alwaar eene bezet
ting werd achtergelaten. Vervolgens werd de marsch voortgezet,
naar Si-ongang en kwam de colonne den 20cn December van dat
jaar voor de vijandelijke kampong Pertibi, waar positie werd
genomen.
Den 23en December 1837 werd Pertibi van twee zijden aangevallen
en genomen. In het rapport van den majoor Van Beethoven aan
den kolonel, militairen commandant van Sumatra's Westkust, wordt
vermeld, dat Baudoin zich bij die gelegenheid onderscheiden heeft,
door met eenige Amboineesche soldaten, geassisteerd door de hulp
troepen van Mandaheling ten noordoosten van de kampong, de rivier