125
Batang-panei onder het vuur des vijands over te zwemmen en van
die zijde de kampong te nemen, met verlies van drie gesneuvelden
en vier gekwetsten.
Na de verovering van Pertibi, ging Baudoin met de 5e compagnie
van het 6e bataljon, onder commando van den kapitein Lincklaan
Westenberg, op verkenning uit naar de vijandelijke kampong
Lantassan. De vijand onze troepen ziende naderen, onderwierp zich.
Hierop gaf zich ook de aan de Batang-panei gelegen kampong
Oeristak over, en boden ten laatste de kampongs Simang-hambat en
Kota-baroe, alle gelegen in het Padang-lawasche, eveneens hunne
onderwerping aan. De 5e compagnie keerde daarop naar Pertibi
terug en marcheerde van hier naar Kota-radja-moendang, na al
vorens te Pertibi een detachement achtergelaten te hebben.
Omstreeks dienzelfden tijd was de kapitein J. J. Schoch met de
6c compagnie van het 6° bataljon uit Bau insgelijks m de rich
ting van Kota-radja-moendang opgerukt, daartoe den weg nemen
de0 over Kota-radja-rau en Pariet, waarop de vereeniging dei-
troepen op den 22en Januari 1838 plaats had. Het bevel over
de troepen was op den majoor Lincklaan Westenberg (die op
den 18 December 1837 tot majoor was bevorderd, hetgeen later
eerst ter Westkust van Sumatra bekend werd) overgegaan, door
dien de majoor Yan Beethoven, uit hoofde van ziekte, genoodzaakt
was het tooneel des oorlogs te verlaten.
Terwijl onze troepen bezig waren, zich in hunne stelling te Kota
radja-moendang te verschansen en die in te richten voor hun ver
blijf aldaar, dat vermoedelijk eenigen tijd zou duren, ondernam do
vijand gedurig strooptochten, zoodat de majoor Lincklaan Westen
berg een verschansten voorpost deed aanleggen.
In den nacht van den 25cn Februari 1838 hoorde men m de
richting van dien post aanhoudend schieten; Baudoin werd daarop
met 25 bajonetten derwaarts gezonden, om te zien wat er gaande
was en vernam dat, door de onachtzaamheid der schildwachten en
begunstigd door de duisternis en den zwaren regen, de post door den
vijand was overrompeld, maar dat door de besluitvaardigheid van
den commandant, den 1™ luitenant J. P. Hasslocher, en de
dapperheid der bezetting de vijand weder uit die verschansing en op