131 onder het bevel van den kapitein J. J. Linkhand naar Bila, aan het oostelijk zeestrand, nabij de samenvloeiing van de rivieren Panei eu Bila. In April 1839 werd hij bevorderd tot le luitenant bij het 6e ba taljon infanterie. In de maand Mei 1839 verschenen voor onze positie te Bila vijf groote prauwen, die zich als handelsprauwen voordeden, doch volgens de verklaringen van de hoofden van Panei en Bila rooversprauwen waren, die ten doel hadden om de gemeenschap tusschen onzen post en het binnenland af te snijden, welke gemeenschap alleen langs den rivierkant mogelijk was. De Amboineesche 2e luitenant J. Rakarias kreeg van den kapitein, tevens militaire commandant van Bila, last, om de opvarenden te zeggen, dat de hoofden dier prauwen aan wal moesten komen, ten einde hunne belangen mede te deelen. Hieraan werd door hen geen gevolg gegeven, zoodat, toen zij weder zeewaarts wilden gaan, zij door Rakarias met eene gewapende prauw werden ingehaald eu voor het etablissement gebracht, alwaar de hoofden en eenigen der bemanning in verzekerde bewaring werden gehouden. Onmiddellijk werd er een krijgsraad belegd, ten einde te onder zoekeu, of zij werkelijk handelaren dan wel vijanden waren, waar die vaartuigen vandaan kwamen eu wat hun doel was. Deze krijgsraad was als volgt samengesteldpresident, de kapitein Linkhand, die tevens als aanklager optradledende 1° luitenants L. Breukers en F. Baudoin, de Amboineesche 2° luitenant Rakarias en de Jang di Pertoean, hoofd van het land Simang-Ambat, terwijl de officier van gezondheid 3° klasse J. G. A. Pabst als auditeur militair fungeerde. Juist toen het verhoor van een der hoofden een aanvang zoude nemen, deden eenigen der arrestanten pogingen, om zich van de geweren der op wacht zijnde manschappen meester te maken, terwijl verscheidene anderen in het water sprongen om te vluch ten, waarop eene schermutseling plaats had, die aan zes hunner het leven kostte. Bij het onderzoek en verhoor bleek, dat vijf der nog aanwezige gevangenen de voornaamste aanstokers van het complot en tevens hoofden der rooversprauwen waren. Hunne prauwen wer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 142