147
De mededeeling dier tekortkomingen scheen evenwel niet voor
Baudoin bestemd te zijn; hij kreeg die ten minste niet; evenmin werd
hij echter verder lastig gevallen met aansporingen tot het vragen
van ontslag.
Dat evenwel zijne verhouding tot het militair departement en den
chef daarvan, den commandant van het leger, er niet aangenamer
op werd, zal men lichtelijk kunnen inzien. De betrekking van mi
litaire commandant van Weltevreden en Rijswijk, welke uit den aard der
zaak reeds niet van zielverheffenden aard is, was dit bovendien destijds nog
belangrijk minder. Het minst aangename zijner taak was wel het rapport,
dat hij dagelijks aan den commandant van het leger moest brengen, om
trent hetgeen in de afgeloopen vier en twintig uren op militair gebied be
langrijks was voorgevallen te Batavia. Hiertoe begaf hij zich elkeu
morgen te 8»- uur naar het hotel van den generaal De Stuers, bij
wien hij echter gewoonlijk niet onmiddellijk werd toegelaten, maar
meermalen een uur lang moest antichambreeren, alvorens zijn rapport
te kunnen uitbrengen dat in den regel bestond uit de melding: „Niets
„bijzonders voorgevallen", waarop hij dan door den generaal *erd
bedankt en weder kon heengaan.
Na twee jaren den luitenant-kolonelsrang bekleed te hebben,
vroeg en verkreeg Baudoin in Juni 1857 zijn eervol ontslag met
behoud van recht op pensioen.
Nadat hem dit ontslag was verleend, verzocht de luitenant-generaal
De Stuers hem, zich nog zoolang met de waarneming zijner betrekking
van militairen commandant te willen blijven belasten, totdat zijn ver
vanger, de luitenant-kolonel Maubach, zoude zijn aangekomen. Toen
laatstgenoemde echter na vijf maanden, instede van die betrekking te
aanvaarden, zijn eervol ontslag erlangde, werd Baudoin van de ver
dere waarneming ontheven en eindigde dus op 43 jarigen leeftijd zijne
militaire loopbaan.