152
Wanneer men zich eenigszins op de hoogte gehouden heeft van wat
vroeger en in den laatsten tijd over bevordering geschreven is en
van de moeiehjkheden, die zich bij verschillende mogendheden hebben
voorgedaan bij de regeling der bevordering, moet men spoedig tot
de overtuiging geraken, dat vooral in de recruteering der officieren, het
middel tot oplossing dezer quaestie moet gezocht worden. Niet alleen
echter eene goede recruteering, maar ook doelmatige theoretische en
practische oefening der officieren maken eene voor de bevordering
noodzakelijke, rechtvaardige beoordeeling zeer gemakkelijk.
Een bewijs dezer stelling is reeds, dat in de Duitsche militaire
literatuur betrekkelijk weinig over bevordering te vinden is en deze
aangelegenheid aldaar bij de bestaande goede recruteering en oefening
der officieren, de minste bezwaren oplevert.
In Frankrijk daarentegen doen zich bij de regeling der bevor
dering aanhoudend de grootste bezwaren voor. In de Fransche
kamers deed men jarenlang tallooze voorstellen ter regeling zonder
tot een goed resultaat te komen. In een zeer uitvoerig artikel in
het „Journal des sciences militaires" van 1877 komen vele bijzonder
heden voor omtrent de verschillende periodes, waarin de bevordering
gewijzigd werd. (Des Institutions militaires de la troisième République).
Het is niet van belang ontbloot, eens te wijzen op de vreemde
maatregelen, waartoe men bij slechte regeling door buitengewone
omstandigheden kan gedwongen raken.
Door den oorlog van 1870 was men in Frankrijk genoodzaakt,
eenigszins te gemoet te komen aan de nadeelige gevolgen, die het
officierskorps door gebrekkige regeling der bevordering ondervond.
Men kende de officieren toen echter niet voldoende en wist niet aan
wie zich toe te vertrouwen. Na den oorlog in 1871, zag de minister
de hooge noodzakelijkheid van verbetering in. Er werd eene com
missie ter regeling benoemd, waarvan de generaal Canrobert president
was. Deze commissie moest beginnen, met te beslissen omtrent de
waarde van 8000 officieren en toen in April 1872 een eerste rap
port werd ingediend, werden o. a. van 85 generaals slechts 3 be
houden, waarvan één tot kolonel der marine, één tot kapitein en één
tot luitenant werd teruggesteld.
Van 47 infanterie kolonels, bleven 34 in hunnen werkkring, llwer-