159
De officieren onder die bevelhebbers waren bijna onafgebroken te
velde en, zegt de graaf de Flahautrien riécarté la faveur que les
coups de canon.
Maar afgescheiden van de opinie van anderen, zelfs van autoriteiten,
mogen wij tegen bevordering bij keuze zijn. Meer bijzonder zou ik daar
tegen zijn, voor de rangen tot en met luitenant-kolonel. De gronden daar
voor noemde ik hierboven reeds in het kort en wil er dit nog bijvoegen
Bevordering mag nimmer belooning zijn, noch voor bijzondere ver
diensten, hetzij in het garnizoen, hetzij te velde, noch voor moedige
daden, bekomen wonden of iets dergelijks.
Yelen zien in de vermeerdering van traktement bij bevordering
een soort van geldelijke belooning voor bewezen diensten en meer
malen hebben wij kapiteins hooren beweren, dat zij hoofdofficier
moesten worden, omdat zij jaren achtereen zonder eernge aanmerking
verschillende compagnieën gecommandeerd hadden.
Maar men moet niet vergeten, dat men niet bevorderd wordt we
gens geschiktheid voor den rang, dien men bekleedt, maar wel wegens
de waarborgen, die men geeft voor het goed bekleeden van den vol
genden rang. Men kan verdienste, ja zelfs veel, in zijnen rang heb
ben en totaal ongeschikt voor den volgenden zijn. Te brille au se
cond, qui s'éclipse au premier.
De kapitein Yan Tuerenhout, een ander Nederlandsch schrijver
over bevordering, wenscht een beperkt stelsel van keuze, nl. anciën
niteit tot en met den rang van luitenant-kolonel en keuze voor de
bevordering tot kolonel en generaal. Schrijver zegt:
„Zoo spreekt het b. v. wel van zelf, dat het in het belang van
„het leger is, geen te oud officierskorps te hebben."
„Om in die richting te streven, moet het worden aangemoedigd,
„dat de officieren niet al te lang blijven meeloopen.
Wij zien hierin slechts eene quaestie van recruteering en oefening.
Is een officierskorps goed georganiseerd, dan is de leeftijd bij den
aanvang der loopbaan bepaald en kunnen de leden in de verschi 1-
lende rangen niet te veel in leeftijd verschillen.
Yerstaat de kapitein Yan Tuerenhout door oud ongeschikt of afge
leefd, dan is het meeloopen van dergelijke officieren te wijten aan
onvoldoende controle en gebrek aan oefening.